Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afduwen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afduwen (Nederlands) in het Engels

afduwen:

afduwen werkwoord (duw af, duwt af, duwde af, duwden af, afgeduwd)

  1. afduwen
    to push off
    • push off werkwoord (pushes off, pushed off, pushing off)

Conjugations for afduwen:

o.t.t.
  1. duw af
  2. duwt af
  3. duwt af
  4. duwen af
  5. duwen af
  6. duwen af
o.v.t.
  1. duwde af
  2. duwde af
  3. duwde af
  4. duwden af
  5. duwden af
  6. duwden af
v.t.t.
  1. heb afgeduwd
  2. hebt afgeduwd
  3. heeft afgeduwd
  4. hebben afgeduwd
  5. hebben afgeduwd
  6. hebben afgeduwd
v.v.t.
  1. had afgeduwd
  2. had afgeduwd
  3. had afgeduwd
  4. hadden afgeduwd
  5. hadden afgeduwd
  6. hadden afgeduwd
o.t.t.t.
  1. zal afduwen
  2. zult afduwen
  3. zal afduwen
  4. zullen afduwen
  5. zullen afduwen
  6. zullen afduwen
o.v.t.t.
  1. zou afduwen
  2. zou afduwen
  3. zou afduwen
  4. zouden afduwen
  5. zouden afduwen
  6. zouden afduwen
diversen
  1. duw af!
  2. duwt af!
  3. afgeduwd
  4. afduwende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afduwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
push off afduwen afschuiven; afstoten; eraf duwen; erafschoppen; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
push off heen; ksst; vort; weg