Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afgang:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgang (Nederlands) in het Engels

afgang:

afgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afgang (talud; helling; glooiing; berm; dijkhelling)
    the slope; the incline; the talus; the bank
    • slope [the ~] zelfstandig naamwoord
    • incline [the ~] zelfstandig naamwoord
    • talus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bank [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de afgang (mislukking; echec; flop; fiasco; misser)
    the failure; the fiasco; the flop; the defeat; the fall-through; the let down
    • failure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • defeat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fall-through [the ~] zelfstandig naamwoord
    • let down [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de afgang (blamage; teschandemaking)
    the disgrace; the flop
    • disgrace [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afgang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bank afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud bank; bankrelatie; handelsbank; oever; wal; waterkant
defeat afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser nederlaag; overwonnen-worden; verijdeling; verlies
disgrace afgang; blamage; teschandemaking ongenade; ongunst; schandaal; schandaaltje
failure afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser bankroet; blunder; faillissement; feil; fout; gebrek; kneusje; misgreep; mislukkeling; misrekening; misschot; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing; wanprestatie
fall-through afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
fiasco afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
flop afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking
incline afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud glooiing; glooiingshoek
let down afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser nederlaag; overwonnen-worden; verlies
slope afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud flauwe helling; glooiing; glooiingshoek
talus afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bank op bankrekening zetten; sparen
disgrace blameren; schandaliseren
flop afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; kwakken; misgaan; mislopen; mislukken; neerkwakken; smakken; stranden; verkeerd lopen
incline aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; hellen; neigen; overhangen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; vervallen; voorover buigen; voorover hellen
let down afvallen; benadelen; dumpen; duperen; frustreren; laten vallen; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen
slope aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; hellen; overhellen; vervallen; voorover buigen; voorover hellen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
let down beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld

Wiktionary: afgang

afgang
noun
  1. failure, especially in the entertainment industry