Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afsplijting (Nederlands) in het Engels
afsplijting:
-
afsplijting (afsplitsing; afsplitsen; afsplijten)
Vertaal Matrix voor afsplijting:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
split | afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing | gleuf; kier; opening; scheur; sleuf; torn |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
split | afscheiden; afsplitsen; afzonderen; hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; separeren; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
split | gespleten; gevorkt |