Nederlands

Uitgebreide vertaling voor akkoord (Nederlands) in het Engels

akkoord:

akkoord bijvoeglijk naamwoord

  1. akkoord (mee eens; in orde)
    agree; correct; fine; right; good
    • agree bijvoeglijk naamwoord
    • correct bijvoeglijk naamwoord
    • fine bijvoeglijk naamwoord
    • right bijvoeglijk naamwoord
    • good bijvoeglijk naamwoord

akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het akkoord (regeling; afspraak; overeenkomst; schikking)
    the agreement; the settlement; the consent; the make a compromise; the approval; the come to terms; the concurrence; the chord; the permission
  2. het akkoord (goedkeuring; instemming)
    the approval; the consent; the agreement; the permission
  3. het akkoord (permissie; goedkeuring; toestemming; goedvinden; fiat)
    the permission; the acceptance; the allowance; the admission; the admittance; the granting; the access
  4. het akkoord (regeling; vereffening; schikking; vergelijk)
    the settlement; the clearance
  5. het akkoord (pact; bondgenootschap; liga; )
    the alliance; the agreement; the pact; the bond; the association; the union; the league
    • alliance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • agreement [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pact [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord
    • association [the ~] zelfstandig naamwoord
    • union [the ~] zelfstandig naamwoord
    • league [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor akkoord:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceptance akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming aanvaarden; aanvaarding; acceptatie; accepteren; innerlijke aanvaarding
access akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming entree; ingang; inlaat; toegang; toegangsweg; toelating
admission akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming bekennen; confessie; entree; erkenning; ingang; inlaat; toegang; toegeving; toelating
admittance akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming entree; ingang; inlaat; toegang; toelating
agreement afspraak; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; goedkeuring; instemming; liga; overeenkomst; pact; regeling; schikking; unie; verbond; verdrag compromis; contract; convenant; overeenkomst; vergelijk
alliance akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag alliantie; alliëren; bond; bondgenootschap; broederschap; coöperatie; eensgezindheid; genootschap; relatie; saamhorigheid; samenwerkingsverband; sociëteit; solidariteit; verbond; verbondenheid; vereniging; vereniging van bevriende staten; verwantschap
allowance akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming aftrek; aftrekking; arbeidsloon; bezoldiging; deductie; gage; gunning; honorarium; licentie; loon; salaris; soldij; subsidie; tegemoetkoming; toelage; traktement; verdienste; vergunning; vermindering; wedde
approval afspraak; akkoord; goedkeuring; instemming; overeenkomst; regeling; schikking accoord; autorisatie; bijval; fiat; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; homologatie; instemming; machtiging; toestemming; volmacht
association akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag aaneensluiting; aansluiting; ambachtsgilde; associatie; band; bond; broederschap; club; coalitie; compagnonschap; connectie; deelgenootschap; dispuut; genootschap; gezelschap; gilde; koppeling; liaison; link; orde; organisatie; relatie; samenhang; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verband; verbinding; verbond; vereniging; verenigingsdispuut
bond akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag aansluiting; band; bankpost; binding; borg; borgtocht; cautie; connectie; garantie; gebondenheid; het gebonden zijn; liaison; link; obligatie; obligatielening; onderpand; pand; relatie; samenhang; securiteit; verband; verbinding; waarborg; waarborging; waarborgsom; waardepapier
chord afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking snaar
clearance akkoord; regeling; schikking; vereffening; vergelijk afrekenen; afrekening; inklaren; inklaring; inklaringspapier; vereffening; verrekening
come to terms afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
concurrence afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking gelijktijdigheid; samenloop
consent afspraak; akkoord; goedkeuring; instemming; overeenkomst; regeling; schikking accoord; believen; goeddunken; goedkeuring; jawoord; toestemming; welbevinden
fine bekeuring; boete; boeten; bon; geldboete; geldstraf; penalty
good artikel; ding; goed; item; object; product; voorwerp; zaak
granting akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming afgifte; gegevensverstrekking; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking
league akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag competitie
make a compromise afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
pact akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag bond; broederschap; convenant; genootschap; sociëteit; vereniging
permission afspraak; akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; instemming; overeenkomst; permissie; regeling; schikking; toestemming bekrachtiging; licentie; machtiging; ratificering; toestemming; vergunning
right gelijk; gerechtigheid; recht
settlement afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk afrekenen; afrekening; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; regeling; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen
union akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag aaneenkoppeling; aaneensluiting; affaire; ambachtsgilde; associatie; avontuurtje; bond; broederschap; club; coalitie; genootschap; gilde; koppeling; liaison; orde; organisatie; relatie; slippertje; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verbinding; verbond; vereniging; verhouding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
access toegang verkrijgen tot
agree accorderen; afspreken; bijvallen; congruent zijn; eens worden; gelijk geven; goed vinden; instemmen; jaknikken; kloppen; knikken; overeenkomen; overeenstemmen; rugsteunen; steunen; toestaan; toestemmen
correct beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; rechtstrijken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
fine beboeten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alright akkoord; oké ziezo
correct akkoord; in orde; mee eens correct; goed; juist; juiste; keurig; onberispelijk; onbesproken; precies
done af; afgehandeld; afgemat; beëindigd; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; duidelijk; flagrant; gaar; gedaan; gereed; hondsmoe; klaar; op; overduidelijk; volbracht; zo klaar als een klontje; zonneklaar
- goed
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
right rechtsaf; rechtsom
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
O.K. akkoord; oké
allright akkoord; oké
done akkoord; oké
it's a deal akkoord; oké
you're on akkoord; oké
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agree akkoord; in orde; mee eens
fine akkoord; in orde; mee eens fijn; fijne; geschikt; kiplekker; mieters; opperbest; prima; slank en smal; subtiel; tof; van zand of regen
good akkoord; in orde; mee eens aangenaam; behaaglijk; bekwaam; braaf; capabel; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; geschikt; leuk; lief; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet
right akkoord; in orde; mee eens correct; eerlijk; fair; gepast; geschikt; geëigend; goed; juist; juiste; kloppend; passend; precies; rechts; uitgerekend; waar; zoëven

Verwante woorden van "akkoord":


Synoniemen voor "akkoord":


Verwante definities voor "akkoord":

  1. een stel afspraken1
    • Nederland en België hebben een akkoord gesloten1
  2. samenklank van drie of meer tonen1
    • bij het eerste akkoord herkende ik het lied1
  3. het is in orde, je bent het ermee eens1
    • we gaan akkoord met dit voorstel1

Wiktionary: akkoord

akkoord
noun
  1. combination of three or more notes
  2. harmony of sounds

Cross Translation:
FromToVia
akkoord in agreement; agreed; at one einig — einer, derselben, der gleichen Meinung, übereinstimmend, einvernehmlich
akkoord chord AkkordMusik: das gleichzeitige, harmonische Erklingen mehrerer Ton
akkoord accommodation; agreement; accord; deal; pact; mutual agreement accommodementaccord que l’on faire d’un différend, d’une querelle.
akkoord accord accord — union, entente, unisson, harmonie
akkoord accord; agreement; accordance; concurrence; consonance; concord concordance — courant|fr conformité ; analogie ; correspondance ; accord entre les choses.
akkoord double entendre; understanding; alliance; accord; entente; concord ententeinterprétation qu’on donner à un mot, à une phrase équivoque et susceptible de plusieurs sens.
akkoord pact; accommodation; agreement; accord; deal; mutual agreement pacteconvention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.

Verwante vertalingen van akkoord