Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. berichten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor berichten (Nederlands) in het Engels

berichten:

berichten werkwoord (bericht, berichtte, berichtten, bericht)

  1. berichten (iets melden)
    to report; to inform
    • report werkwoord (reports, reported, reporting)
    • inform werkwoord (informs, informed, informing)
  2. berichten (rapporteren; melden; meedelen; informeren; verslag uitbrengen)
    to report; to inform; to announce; to state
    • report werkwoord (reports, reported, reporting)
    • inform werkwoord (informs, informed, informing)
    • announce werkwoord (announces, announced, announcing)
    • state werkwoord (states, stated, stating)

Conjugations for berichten:

o.t.t.
  1. bericht
  2. bericht
  3. bericht
  4. berichten
  5. berichten
  6. berichten
o.v.t.
  1. berichtte
  2. berichtte
  3. berichtte
  4. berichtten
  5. berichtten
  6. berichtten
v.t.t.
  1. heb bericht
  2. hebt bericht
  3. heeft bericht
  4. hebben bericht
  5. hebben bericht
  6. hebben bericht
v.v.t.
  1. had bericht
  2. had bericht
  3. had bericht
  4. hadden bericht
  5. hadden bericht
  6. hadden bericht
o.t.t.t.
  1. zal berichten
  2. zult berichten
  3. zal berichten
  4. zullen berichten
  5. zullen berichten
  6. zullen berichten
o.v.t.t.
  1. zou berichten
  2. zou berichten
  3. zou berichten
  4. zouden berichten
  5. zouden berichten
  6. zouden berichten
diversen
  1. bericht!
  2. bericht!
  3. bericht
  4. berichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

berichten [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de berichten
    the messaging
    – The use of computers and data communication equipment to convey messages from one person to another, as by e-mail, voice mail, or fax. 1

Vertaal Matrix voor berichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
messaging berichten
report aantekening; bekendmaking; bericht; berichtgeving; blad; boodschap; gewag; lijst; lijst van gegevens; maandblad; magazine; mededeling; mededelingen; melding; noot; notitie; opgaaf; opgave; opschrijving; opstel; overzicht; periodiek; proces verbaal; rapport; rapportage; referaat; relaas; reportage; scriptie; staat; staatje; tijding; tijdschrift; tijdspiegel; uitspraak; verhaal; verklaring; vermelding; verslag; verwittiging; weekblad; weergave
state conditie; gesteldheid; land; natie; positie; rijk; staat; status; toestand
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
announce berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aandienen; aankondigen; aanschrijven; aanzeggen; adverteren; afkondigen; annonceren; bekendmaken; iets aankondigen; in aantocht zijn; kennis geven; konde doen; mening kenbaar maken; per advertentie aankondigen; proclameren; verkondigen; zich aandienen; zich voordoen
inform berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aandienen; bewust maken; iets aankondigen; informeren; inlichten; kennisgeven van; mening kenbaar maken; onderrichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verwittigen; voorlichten; waarschuwen; zeggen
report berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen beschrijven; klikken; mededelen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; vertellen; zeggen
state berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen afkondigen; bekendmaken; mening kenbaar maken; proclameren; verkondigen

Wiktionary: berichten

berichten
verb
  1. van nieuws voorzien over iets
berichten
verb
  1. to relate details of

Cross Translation:
FromToVia
berichten report; refer; relate berichten — jemanden über etwas informieren
berichten communicate; report; impart; put across; get across communiquerrendre commun à ; faire part de ; transmettre.
berichten inform; report; acquaint; enlighten; notify; advise; apprise; find out informerinstruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose.
berichten inform; report; acquaint; enlighten; notify; advise; apprise renseigner — Donner des renseignements. (Sens général).