Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beroeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beroeren (Nederlands) in het Engels

beroeren:

beroeren werkwoord (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)

  1. beroeren (raken; treffen)
    to hit; to strike; to touch; to affect; to move; to concern
    • hit werkwoord (hits, hit, hitting)
    • strike werkwoord (strikes, struck, striking)
    • touch werkwoord (touches, touched, touching)
    • affect werkwoord (affects, affected, affecting)
    • move werkwoord (moves, moved, moving)
    • concern werkwoord (concerns, concerned, concerning)
  2. beroeren (in beweging brengen; bewegen)
    to move; to budge; put in motion; to set in motion; to get going
    • move werkwoord (moves, moved, moving)
    • budge werkwoord (budges, budged, budging)
    • put in motion werkwoord
    • set in motion werkwoord (sets in motion, set in motion, setting in motion)
    • get going werkwoord (gets going, got going, getting going)
  3. beroeren (roeren)
    to stir; to touch
    • stir werkwoord (stirs, stirred, stirring)
    • touch werkwoord (touches, touched, touching)

Conjugations for beroeren:

o.t.t.
  1. beroer
  2. beroert
  3. beroert
  4. beroeren
  5. beroeren
  6. beroeren
o.v.t.
  1. beroerde
  2. beroerde
  3. beroerde
  4. beroerden
  5. beroerden
  6. beroerden
v.t.t.
  1. ben beroerd
  2. bent beroerd
  3. is beroerd
  4. zijn beroerd
  5. zijn beroerd
  6. zijn beroerd
v.v.t.
  1. was beroerd
  2. was beroerd
  3. was beroerd
  4. waren beroerd
  5. waren beroerd
  6. waren beroerd
o.t.t.t.
  1. zal beroeren
  2. zult beroeren
  3. zal beroeren
  4. zullen beroeren
  5. zullen beroeren
  6. zullen beroeren
o.v.t.t.
  1. zou beroeren
  2. zou beroeren
  3. zou beroeren
  4. zouden beroeren
  5. zouden beroeren
  6. zouden beroeren
diversen
  1. beroer!
  2. beroert!
  3. beroerd
  4. beroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beroeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concern bedrijf; bekommernis; bezorgdheid; concern; corporatie; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; kommer; maatschap; maatschappij; onderneming; ongerustheid; vennootschap; verontrusting; verpleging; verzorging; zaak; zorg
hit aanrijding; bestseller; botsing; collisie; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
move manoeuvre; schaakstukverplaatsing; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht; zet
stir geharrewar
strike aanboren; gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
touch aanraking; contact; flinter; floers; gevoel; kleine tik; klopje; schijntje; sentiment; snufje; tikje; toetsaanslag; vleugje; voeling; waas; zweem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affect beroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; betreffen; beïnvloeden; inwerken; ontroeren; raken; slaan op; treffen; zorg inboezemen
budge beroeren; bewegen; in beweging brengen agiteren; in beroering brengen; oppoken; opstoken; wijken
concern beroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; betreffen; ontroeren; raken; slaan op; treffen; zorg inboezemen
get going beroeren; bewegen; in beweging brengen
hit beroeren; raken; treffen een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; ontroeren; raken; slaan; timmeren; treffen
move beroeren; bewegen; in beweging brengen; raken; treffen aangrijpen; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; lopen; ontroeren; overplaatsen; raken; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; stappen; treffen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zich voortbewegen
put in motion beroeren; bewegen; in beweging brengen
set in motion beroeren; bewegen; in beweging brengen aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
stir beroeren; roeren aanroeren; aanstippen; aanstoken; agiteren; even aanraken; in beroering brengen; mixen; omroeren; oppoken; opschudden; opstoken; roeren; rondroeren; toucheren; verroeren; zich bewegen
strike beroeren; raken; treffen aansteken; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven
touch beroeren; raken; roeren; treffen aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; ontroeren; raken; slaan op; toucheren; treffen; voelen; zitten aan; zorg inboezemen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
get going vooruit
hit aangeschoten; geslagen; getroffen

Wiktionary: beroeren

beroeren
verb
  1. To interfere with.
  2. make physical contact with

Cross Translation:
FromToVia
beroeren brush; graze effleurerraser, passer tout près, atteindre légèrement.
beroeren touch toucher — Mettre la main sur quelque chose