Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. borduren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor borduren (Nederlands) in het Engels

borduren:

borduren werkwoord (borduur, borduurt, borduurde, borduurden, geborduurd)

  1. borduren (inborduren)
    to embroider
    • embroider werkwoord (embroiders, embroidered, embroidering)

Conjugations for borduren:

o.t.t.
  1. borduur
  2. borduurt
  3. borduurt
  4. borduren
  5. borduren
  6. borduren
o.v.t.
  1. borduurde
  2. borduurde
  3. borduurde
  4. borduurden
  5. borduurden
  6. borduurden
v.t.t.
  1. heb geborduurd
  2. hebt geborduurd
  3. heeft geborduurd
  4. hebben geborduurd
  5. hebben geborduurd
  6. hebben geborduurd
v.v.t.
  1. had geborduurd
  2. had geborduurd
  3. had geborduurd
  4. hadden geborduurd
  5. hadden geborduurd
  6. hadden geborduurd
o.t.t.t.
  1. zal borduren
  2. zult borduren
  3. zal borduren
  4. zullen borduren
  5. zullen borduren
  6. zullen borduren
o.v.t.t.
  1. zou borduren
  2. zou borduren
  3. zou borduren
  4. zouden borduren
  5. zouden borduren
  6. zouden borduren
diversen
  1. borduur!
  2. borduurt!
  3. geborduurd
  4. bordurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor borduren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
embroider borduren; inborduren

Wiktionary: borduren

borduren
verb
  1. met naald en draad versieringen aanbrengen op een stuk weefsel
borduren
verb
  1. to stitch a decorative design on fabric with needle and thread