Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor controle (Nederlands) in het Engels

controle:

controle [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de controle (surveillance; bewaking; hoede)
    the surveillance; the monitoring; the control; the observation; the supervision; the care; the watch
  2. de controle (beheer; toezicht; bewaking; )
    the supervision; the control; the surveillance; the administration; the management; the guardianship
  3. de controle (zelfbeheersing; beheersing)
    the control; the restraint; the composure; the self-control; the cool
  4. de controle (inspectie)
    the inspection; the examination
  5. de controle (kaartcontrole)
    the access control; the surveillance

Vertaal Matrix voor controle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
access control controle; kaartcontrole toegangsbeheer
administration beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg aanwenden; aanwending; administratie; gebruik; gezag; gouvernement; kabinet; regering; toediening; toepassing
care bewaking; controle; hoede; surveillance verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg
composure beheersing; controle; zelfbeheersing gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; gemoedsrust; gerustheid; kalmte; onverstoorbaarheid; rust; sereniteit
control beheer; beheersing; bescherming; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg afstelknop; beheersing; bestrijding; besturing; besturingselement; mate van bekwaamheid; voogdij; zeggenschap
cool beheersing; controle; zelfbeheersing afkoeling; afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; verkoeling
examination controle; inspectie check up; inspectie; kennisneming; keuring; navorsing; ondervraging; onderzoek; overhoring; proefwerk; repetitie; schoolexamen; test; testen; toets; verhoor; verhoring; verkenning
guardianship beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg voogdij; voogdijschap; zeggenschap
inspection controle; inspectie bezichtigen; bezichtiging; controledienst; inspectie; inzage; kennisneming; keuring; navorsing; onderzoek
management beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bedrijfsleiding; bedrijfsvoering; beheer; bestuur; directie; leiding; management; politiek
monitoring bewaking; controle; hoede; surveillance
observation bewaking; controle; hoede; surveillance aandacht; aanmerking; aanschouwen; aanschouwing; apperceptie; attentie; bemerking; beschouwing; observatie; observeren; oplettendheid; opmerking; opmerkzaamheid; perceptie; waarneming; zien
restraint beheersing; controle; zelfbeheersing bedeesdheid; bedwang; beperkte mate van vrijheid; gereserveerdheid; geslotenheid; gevangen zetten; opsluiting; schroom; schuwheid; terughoudendheid; timiditeit; verlegenheid; vrijheidsbeperking
self-control beheersing; controle; zelfbeheersing
supervision beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; zeggenschap; zorg beheer; bestuur; directie; leiding; overzien; supervisie; toezicht houden
surveillance beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; kaartcontrole; surveillance; toezicht; zeggenschap; zorg voorhechtenis
watch bewaking; controle; hoede; surveillance horloge; op wacht staan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
care verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
control bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
cool afkoelen; bekoelen; koel worden; koelen; verkillen; verkoelen
watch aanblikken; aandacht erbij houden; aankijken; aanzien; begluren; bekijken; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gluren; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; observeren; opletten; oppassen; patrouilleren; schouwen; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; uitkijken; volgen; voorzichtig zijn; waarnemen; waken; wakker blijven; zien
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cool afstandelijk; bedaard; flegmatisch; fris; frisjes; gaaf; gelijkmoedig; kalm; koel; koud; luchtig; mieters; nuchter; onderkoeld; rustig; schitterend; stressbestendig; tof; zakelijk

Verwante woorden van "controle":

  • controles

Wiktionary: controle

controle
noun
  1. toezicht, inspectie, onderzoek, nazien
controle
noun
  1. -
  2. an inspection or examination

Cross Translation:
FromToVia
controle official acceptance Abnahmeoffizielle Akzeptanz eines Zustandes nach einer üblichen Überprüfung
controle verification; control; check; oversight; scrutiny contrôle — désuet|fr État nominatif des personnes qui appartenir à un corps, à une troupe.

Verwante vertalingen van controle