Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. deponeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deponeren (Nederlands) in het Engels

deponeren:

deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)

  1. deponeren (leggen; plaatsen; zetten; )
    to lay; to place; to deposit; laydown; to set; to situate; to put down; to set down; to station
    • lay werkwoord (lays, laid, laying)
    • place werkwoord (places, placed, placing)
    • deposit werkwoord (deposits, deposited, depositing)
    • laydown werkwoord
    • set werkwoord (sets, set, setting)
    • situate werkwoord (situates, situated, situating)
    • put down werkwoord (puts down, put down, putting down)
    • set down werkwoord (sets down, set down, setting down)
    • station werkwoord (stations, stationed, stationing)
  2. deponeren (storten)
    to deposit; to remit
    • deposit werkwoord (deposits, deposited, depositing)
    • remit werkwoord (remits, remitted, remitting)
  3. deponeren (neerleggen)
    to deposit; placing
    • deposit werkwoord (deposits, deposited, depositing)
    • placing werkwoord
  4. deponeren (opslaan; bewaren)
    to store; to stock; to secure; to put up; to lay up
    • store werkwoord (stores, stored, storing)
    • stock werkwoord (stocks, stocked, stocking)
    • secure werkwoord (secures, secured, securing)
    • put up werkwoord (puts up, put up, putting up)
    • lay up werkwoord (lays up, laid up, laying up)
  5. deponeren (neerleggen; leggen; plaatsen; wegleggen)
    to lay; to put down; to put; to place
    • lay werkwoord (lays, laid, laying)
    • put down werkwoord (puts down, put down, putting down)
    • put werkwoord (puts, put, putting)
    • place werkwoord (places, placed, placing)
  6. deponeren (leggen)
    to put
    • put werkwoord (puts, put, putting)

Conjugations for deponeren:

o.t.t.
  1. deponeer
  2. deponeert
  3. deponeert
  4. deponeren
  5. deponeren
  6. deponeren
o.v.t.
  1. deponeerde
  2. deponeerde
  3. deponeerde
  4. deponeerden
  5. deponeerden
  6. deponeerden
v.t.t.
  1. heb gedeponeerd
  2. hebt gedeponeerd
  3. heeft gedeponeerd
  4. hebben gedeponeerd
  5. hebben gedeponeerd
  6. hebben gedeponeerd
v.v.t.
  1. had gedeponeerd
  2. had gedeponeerd
  3. had gedeponeerd
  4. hadden gedeponeerd
  5. hadden gedeponeerd
  6. hadden gedeponeerd
o.t.t.t.
  1. zal deponeren
  2. zult deponeren
  3. zal deponeren
  4. zullen deponeren
  5. zullen deponeren
  6. zullen deponeren
o.v.t.t.
  1. zou deponeren
  2. zou deponeren
  3. zou deponeren
  4. zouden deponeren
  5. zouden deponeren
  6. zouden deponeren
en verder
  1. is gedeponeerd
  2. zijn gedeponeerd
diversen
  1. deponeer!
  2. deponeert!
  3. gedeponeerd
  4. deponerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor deponeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deposit aanbetaling; afzetsel; belegging; bezinksel; deposito; depot; drab; droesem; geldbelegging; grondsop; grondsoppen; inleg; investering; kit; kleefstof; lijm; minimum inleg; plak; plaksel; residu; sediment; statiegeld; storting; zetsel
place gebied; gewest; gouw; hoek; landstreek; locatie; navigatieplaats; oord; plaats; plek; regio; stekkie; streek
placing classificatie; karakterisering; klassement; klassering; typering; zetsels; zetten; zetwerk
secure borgen
set accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep; groep van twee of meer; hoop; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; samenscholing; set; span; stel; strijd; troep; wedstrijd
station standoord; station
stock goederenvoorraad; groeifonds; laatje; landbouwhuisdier; voorraad; voorraden
store archief; bergplaats; depot; geweermagazijn; ligopslagplaats; magazijn; opslag; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; provisiekast; voorraadschuur; warenhuis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deposit deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; storten; zetten aanbetalen; bijstorten; geld overmaken; in bewaring geven; op rekening storten; overboeken; overschrijven; overzenden; storten
lay deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten aanbrengen; aanleggen; installeren; leggen; monteren en aansluiten; plaatsen; zetten
lay up bewaren; deponeren; opslaan
laydown deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten
place deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten aanbrengen; aanleggen; bijzetten; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; installeren; leggen; monteren en aansluiten; neerzetten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen
placing deponeren; neerleggen
put deponeren; leggen; neerleggen; plaatsen; wegleggen bijzetten; leggen; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen
put down deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten afzetten; bijzetten; laten uitstappen; neerzetten; plaatsen; zetten
put up bewaren; deponeren; opslaan ding rechtzetten; heffen; omhoog doen
remit deponeren; storten doen toekomen; geld overmaken; iem. iets sturen; opsturen; overboeken; overmaken; overschrijven; overzenden; posten; toezenden; uitkeren; zenden
secure bewaren; deponeren; opslaan aan elkaar bevestigen; beveiligen; bevestigen; eigen maken; ergens aan bevestigen; iets bemachtigen; kopen; van alarm voorzien; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verkrijgen; verwerven; verzekeren; zekeren
set deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten gelijkzetten; initiëren; inklinken; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zich afspelen; zinken
set down deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten boekstaven; te boek stellen
situate deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten bijzetten; neerzetten; plaatsen; positioneren; situeren; zetten; zich afspelen
station deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; posten; posteren; situeren; stationeren; zich afspelen
stock bewaren; deponeren; opslaan boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen
store bewaren; deponeren; opslaan archiveren; bewaren; hamsteren; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; stallen; wegbergen; wegsluiten; wegzetten
- neerleggen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
secure veilig
set star; strak; strakgespannen; verstard
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put gelegd
set down gedocumenteerd; vastgelegd

Synoniemen voor "deponeren":


Antoniemen van "deponeren":


Verwante definities voor "deponeren":

  1. het er in bewaring geven1
    • je moet je geld op de bank deponeren1
  2. het op een plaats leggen1
    • hij deponeerde het pakje op tafel1

Wiktionary: deponeren

deponeren
verb
  1. weggooien
  2. registreren zodat het niet door een ander gebruikt kan worden
deponeren
verb
  1. To give (something) to someone; to deliver (something) to a repository; to deposit

Cross Translation:
FromToVia
deponeren deposit deponieren — an einen sicheren Ort zur Aufbewahrung geben (meist Wertvolles)
deponeren put down; depose; leave; deposit; take down; hand in; dispatch; cable; file; lodge; store déposer — Traductions à trier suivant le sens