Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fair:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fair (Nederlands) in het Engels

fair:

fair bijvoeglijk naamwoord

  1. fair (eerlijk)
    fair; sporting; right
    • fair bijvoeglijk naamwoord
    • sporting bijvoeglijk naamwoord
    • right bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor fair:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fair kermis; kermisterrein
right gelijk; gerechtigheid; recht
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sporting eerlijk; fair
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
right rechtsaf; rechtsom
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fair eerlijk; fair behoorlijke; betrekkelijk; billijk; blond; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; fideel; geschikt; goudblond; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; redelijk; redelijke; relatief; rondborstig; ronduit; schappelijk; tamelijke; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zedig
right eerlijk; fair akkoord; correct; gepast; geschikt; geëigend; goed; in orde; juist; juiste; kloppend; mee eens; passend; precies; rechts; uitgerekend; waar; zoëven

Verwante woorden van "fair":

  • faire

Wiktionary: fair


Cross Translation:
FromToVia
fair fair; equitable; righteous juste — Qui a le caractère de la justesse