Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gelijkmaken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gelijkmaken (Nederlands) in het Engels

gelijkmaken:

gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)

  1. gelijkmaken (gladmaken; egaliseren; effenen)
    egalize; to smooth; to even
    • egalize werkwoord
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • even werkwoord (evens, evened, evening)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
  2. gelijkmaken (vlak maken; nivelleren)
    to equalize; to level up; to level; to level down; to level out; to smooth; to equalise
    • equalize werkwoord, Amerikaans (equalizes, equalized, equalizing)
    • level up werkwoord (levels up, levelled up, levelling up)
    • level werkwoord (levels, levelled, levelling)
    • level down werkwoord (levels down, levelled down, levelling down)
    • level out werkwoord (levels out, levelled out, levelling out)
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • equalise werkwoord, Brits

Conjugations for gelijkmaken:

o.t.t.
  1. maak gelijk
  2. maakt gelijk
  3. maakt gelijk
  4. maken gelijk
  5. maken gelijk
  6. maken gelijk
o.v.t.
  1. maakte gelijk
  2. maakte gelijk
  3. maakte gelijk
  4. maakten gelijk
  5. maakten gelijk
  6. maakten gelijk
v.t.t.
  1. heb gelijk gemaakt
  2. hebt gelijk gemaakt
  3. heeft gelijk gemaakt
  4. hebben gelijk gemaakt
  5. hebben gelijk gemaakt
  6. hebben gelijk gemaakt
v.v.t.
  1. had gelijk gemaakt
  2. had gelijk gemaakt
  3. had gelijk gemaakt
  4. hadden gelijk gemaakt
  5. hadden gelijk gemaakt
  6. hadden gelijk gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal gelijkmaken
  2. zult gelijkmaken
  3. zal gelijkmaken
  4. zullen gelijkmaken
  5. zullen gelijkmaken
  6. zullen gelijkmaken
o.v.t.t.
  1. zou gelijkmaken
  2. zou gelijkmaken
  3. zou gelijkmaken
  4. zouden gelijkmaken
  5. zouden gelijkmaken
  6. zouden gelijkmaken
en verder
  1. is gelijk gemaakt
  2. zijn gelijk gemaakt
diversen
  1. maak gelijk!
  2. maakt gelijk!
  3. gelijk gemaakt
  4. gelijk makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gelijkmaken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. gelijkmaken (nivelleren)
    the levelling out

Vertaal Matrix voor gelijkmaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; peil; plan; stand; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
levelling out gelijkmaken; nivelleren
polish glans; glanslaag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
egalize effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
equalise gelijkmaken; nivelleren; vlak maken evenaren; gelijk trekken
equalize gelijkmaken; nivelleren; vlak maken evenaren; gelijk trekken
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
level gelijkmaken; nivelleren; vlak maken afplatten; effenen; gelijk trekken; platmaken; vereffenen; verrekenen
level down gelijkmaken; nivelleren; vlak maken
level out gelijkmaken; nivelleren; vlak maken
level up gelijkmaken; nivelleren; vlak maken
polish effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; wrijven
smooth effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; vlak maken afplatten; effenen; platmaken; politoeren; raspen; schaven; schuren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit; waterpas
smooth effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; obsceen; plat; rimpelloos; schuin; smeuïg; strak; stromend; vies; vlak; vlakuit; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
even daarnet; effen; egaal; even; gelijk; geslepen; glad; juist; net; pas; plat; quitte; strak; van getal; vlak; vlakuit; zelfs; zojuist; zonet

Wiktionary: gelijkmaken

gelijkmaken
verb
  1. egaliseren, vlak maken
gelijkmaken
verb
  1. make even