Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gepermitteerd (Nederlands) in het Engels

gepermitteerd:

gepermitteerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gepermitteerd (veroorloofd; toegestaan; toegelaten; geoorloofd)
    allowable; permitted; accepted; tolerated; admissible; permissible; tolerable; afforded

Vertaal Matrix voor gepermitteerd:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accepted geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd aangenomen; aanvaard; accoord; binnengehaald; geaccepteerd; gedoogd; goedgekeurd; ingehaald; toegelaten
admissible geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd
allowable geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd duldbaar; gedoogbaar; toelaatbaar; tolereerbaar; verdraaglijk
permissible geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd
tolerable geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd behoorlijke; draaglijk; duldbaar; gedoogbaar; hebbelijk; redelijke; tamelijke; te verdragen; toelaatbaar; tolerabel; tolereerbaar; verdraaglijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afforded geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd
permitted geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd gedoogd; toegelaten
tolerated geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd gedoogd; gedoogde; gedulde; getolereerde; toegelaten; verduurde

permitteren:

permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)

  1. permitteren (toestaan; laten; toelaten; )
    to concede; to grant; to allow; to permit; to submit to; to admit; to tolerate; to authorize; to authorise; to give one's fiat to
    • concede werkwoord (concedes, conceded, conceding)
    • grant werkwoord (grants, granted, granting)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • submit to werkwoord (submits to, submitted to, submitting to)
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
    • tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • authorise werkwoord, Brits
    • give one's fiat to werkwoord (gives one's fiat to, gave one's fiat to, giving one's fiat to)
  2. permitteren (laten; toelaten)
    to allow
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
  3. permitteren (veroorloven)
    to permit; to allow
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
  4. permitteren (autoriseren; toestaan; goedkeuren; fiatteren; goedvinden)
    authorise; to authorize
    • authorise werkwoord, Brits
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)

Conjugations for permitteren:

o.t.t.
  1. permitteer
  2. permitteert
  3. permitteert
  4. permitteren
  5. permitteren
  6. permitteren
o.v.t.
  1. permitteerde
  2. permitteerde
  3. permitteerde
  4. permitteerden
  5. permitteerden
  6. permitteerden
v.t.t.
  1. heb gepermitteerd
  2. hebt gepermitteerd
  3. heeft gepermitteerd
  4. hebben gepermitteerd
  5. hebben gepermitteerd
  6. hebben gepermitteerd
v.v.t.
  1. had gepermitteerd
  2. had gepermitteerd
  3. had gepermitteerd
  4. hadden gepermitteerd
  5. hadden gepermitteerd
  6. hadden gepermitteerd
o.t.t.t.
  1. zal permitteren
  2. zult permitteren
  3. zal permitteren
  4. zullen permitteren
  5. zullen permitteren
  6. zullen permitteren
o.v.t.t.
  1. zou permitteren
  2. zou permitteren
  3. zou permitteren
  4. zouden permitteren
  5. zouden permitteren
  6. zouden permitteren
en verder
  1. ben gepermitteerd
  2. bent gepermitteerd
  3. is gepermitteerd
  4. zijn gepermitteerd
  5. zijn gepermitteerd
  6. zijn gepermitteerd
diversen
  1. permitteer!
  2. permitteert!
  3. gepermitteerd
  4. permitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor permitteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grant beurs; stipendium; studiebeurs; studietoelage
permit entreebiljet; geleidebiljet; geleidebrief; kaart; kaartje; licentie; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief; vrijgeleide
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
admit dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen als waar erkennen; autoriseren; biechten; binnen laten; bloot leggen; erkennen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; iemand toelaten; inlaten; opbiechten; openbaren; opnemen; opvangen; reveleren; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; toestemming verlenen; zich uiten
allow dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; veroorloven akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; instemmen; inwilligen; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
authorise autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; machtigen; toekennen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
authorize autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; machtigen; toekennen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
concede dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; instemmen
give one's fiat to dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
grant dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; cadeau doen; cadeau geven; instemmen; inwilligen; ondervragen; overhoren; schenken; toekennen; toestaan; uithoren; uitvragen; vergunnen; verhoren; verlenen
permit dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; veroorloven akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; in staat stellen; instemmen; mogelijk maken; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
submit to dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen aanleunen; aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
tolerate dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; doorstaan; dragen; dulden; gedogen; harden; tolereren; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; vergunnen; volhouden