Nederlands

Uitgebreide vertaling voor groep (Nederlands) in het Engels

groep:

groep [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de groep (aantal personen bijeen; gezelschap)
    the group
    – any number of entities (members) considered as a unit 1
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
    the party
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de groep
    the group
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de groep
    the group
    – A collection of elements that can be treated as a whole. 2
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de groep
    the group
    – A labeled collection of commands and controls that are grouped together on a ribbon tab. 2
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de groep
    the group
    – A collection of users, computers, contacts, and other groups that is used as security or as e-mail distribution collections. Distribution groups are used only for e-mail. Security groups are used both to grant access to resources and as e-mail distribution lists. 2
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de groep (samenscholing; accumulatie; bende; troep; hoop)
    the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • assembling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • collection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de groep (toneelgezelschap; ensemble; theaterensemble; gezelschap; theatergroep)
    the theatre group; the theatre company; the theatrical company
    the troupe
    – organization of performers and associated personnel (especially theatrical) 1
    • troupe [the ~] zelfstandig naamwoord
    the ensemble
    – a cast other than the principals 1
    • ensemble [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. de groep (distributielijst; distributiegroep)
    the group; the distribution list; the distribution group
    – A collection of users, computers, contacts, and other groups that is used only for e-mail distribution, and addressed as a single recipient. 2

groep werkwoord

  1. groep
    to group
    – To join query two clauses with a Boolean operator in the work item query builder. 2
    • group werkwoord (groups, grouped, grouping)

Vertaal Matrix voor groep:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumulation accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; bende; berg; cumuleren; hoop; massa; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapelen; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stapelen; stel; verzameling
assembling accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep filmmontage; montage
bunch accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep bende; bepaalde hoeveelheid; berg; bosje; bundel; drom; hoop; horde; kluit; massa; menigte; partij; schare; schoof
clutter accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; opeenhoping; ophoping; schare; selectie; sortering; stel; verzameling
collection accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; collecte; collectie; incassering; incasso; innen; inning; invordering; inzameling; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling; vordering
crowd accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep bende; berg; drom; drukte; groep mensen; grote menigte; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; oploopje; samenkomst; schaar; schare; toeloop; troep; veel mensen; volksmenigte
distribution group distributiegroep; distributielijst; groep distributiegroep
distribution list distributiegroep; distributielijst; groep
ensemble ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap complet; ensemble; ensemble kleding
gang accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep bende; drom; groep jongeren; hoop; horde; legers; manschappen; massa; menigte; meute; partij; ploeg; schare; team; troep
gathering accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; beraadslaging; bijeenkomst; bijeenroeping; collecte; conferentie; inwinnen; inzameling; manifestatie; massa; opeenhoping; ophoping; oploopje; overleg; samenkomst; samenzijn; selectie; sortering; stel; toeloop; vergadering; verzameling; zitting
group aantal personen bijeen; distributiegroep; distributielijst; gezelschap; groep categorie; classificatie; drom; gezelschap; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop; troep
party aantal personen bijeen; accumulatie; bende; gezelschap; groep; hoop; samenscholing; troep bende; ceremonie; drom; factie; feest; feestelijkheid; feestje; festijn; festiviteit; fuif; hoop; horde; massa; menigte; partij; partijtje; party; ploeg; politieke partij; schare; team; viering
set accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep van twee of meer; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; set; span; stel; strijd; wedstrijd
theatre company ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
theatre group ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
theatrical company ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
troupe ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collection collecteren; geld inzamelen
group groep arrangeren; classificeren; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; rangschikken; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
party celebreren; feesten; feestvieren; vieren
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set star; strak; strakgespannen; verstard

Verwante woorden van "groep":


Verwante definities voor "groep":

  1. aantal mensen, dieren of dingen die bij elkaar horen3
    • ik zag een groep mensen aankomen3

Wiktionary: groep

groep
noun
  1. uit meerdere personen of eenheden bestaand geheel
groep
noun
  1. (chemistry) a specific segment of a molecule
  2. column in the periodic table
  3. in group theory
  4. number of things or persons being in some relation to each other
  5. group of persons

Cross Translation:
FromToVia
groep group GruppeKategorie zum Einordnen und Auffinden von Personen, Sachen, Sachverhalten oder Begriffen
groep group GruppeAnzahl von Personen oder Dingen, die gemeinsame Merkmale haben
groep unit GruppeMilitär: zweitgrößte Gliederungsform einer militärischen Teileinheit
groep group GruppeMathematik, Algebra: eine Menge zusammen mit einer inneren Verknüpfung, für die das Assoziativgesetz gilt, ein neutrales Element existieren und zu jedem Element ein inverses.
groep group; band; detachment; force; squad; unit; team; shift; bunch groupeensemble de personnes, voire d’animaux.

Verwante vertalingen van groep