Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. haspelen:
  2. haspel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor haspelen (Nederlands) in het Engels

haspelen:

haspelen werkwoord (haspel, haspelt, haspelde, haspelden, gehaspeld)

  1. haspelen (opwikkelen; opwinden; op een haspel winden; opklossen)
    to wind up; to wind; to reel; reel in
    • wind up werkwoord (winds up, wound up, winding up)
    • wind werkwoord (winds, winded, winding)
    • reel werkwoord (reels, reeled, reeling)
    • reel in werkwoord
  2. haspelen (tot een warboel maken; verwarren)
    to bungle; to tinker
    • bungle werkwoord (bungles, bungled, bungling)
    • tinker werkwoord (tinkers, tinkered, tinkering)

Conjugations for haspelen:

o.t.t.
  1. haspel
  2. haspelt
  3. haspelt
  4. haspelen
  5. haspelen
  6. haspelen
o.v.t.
  1. haspelde
  2. haspelde
  3. haspelde
  4. haspelden
  5. haspelden
  6. haspelden
v.t.t.
  1. heb gehaspeld
  2. hebt gehaspeld
  3. heeft gehaspeld
  4. hebben gehaspeld
  5. hebben gehaspeld
  6. hebben gehaspeld
v.v.t.
  1. had gehaspeld
  2. had gehaspeld
  3. had gehaspeld
  4. hadden gehaspeld
  5. hadden gehaspeld
  6. hadden gehaspeld
o.t.t.t.
  1. zal haspelen
  2. zult haspelen
  3. zal haspelen
  4. zullen haspelen
  5. zullen haspelen
  6. zullen haspelen
o.v.t.t.
  1. zou haspelen
  2. zou haspelen
  3. zou haspelen
  4. zouden haspelen
  5. zouden haspelen
  6. zouden haspelen
en verder
  1. is gehaspeld
  2. zijn gehaspeld
diversen
  1. haspel!
  2. haspelt!
  3. gehaspeld
  4. haspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor haspelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungle broddelwerk; kladwerk; knoeiboel; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
reel filmspoel; haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
tinker ketellapper
wind blaasinstrument; wind
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungle haspelen; tot een warboel maken; verwarren aanklooien; broddelen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; stuntelen; verprutsen
reel haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
reel in haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
tinker haspelen; tot een warboel maken; verwarren aanmodderen; fröbelen; knutselen; prutsen; rommelen; sleutelen; verprutsen
wind haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden opspoelen
wind up haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden afronden; beslissen; besluiten; completeren; laatste gedeelte afmaken; omhoogkronkelen

Verwante woorden van "haspelen":


haspelen vorm van haspel:

haspel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de haspel (werktuig om garen te winden; spoel; winding; winder; klos)
    the coil; the reel; the spool; the winding; the bobbin; the winder; the roll; the turn
    • coil [the ~] zelfstandig naamwoord
    • reel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • winding [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bobbin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • winder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • roll [the ~] zelfstandig naamwoord
    • turn [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor haspel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bobbin haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding garenklos; klos; klos waarop garen gewonden wordt; klosje; snoerspoel; spinklos; spinspoel; spoel
coil haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming; snoerspoel; spiraal
reel haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding filmspoel; spoel
roll haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding broodje; kadetje; kleine punt; puntje; tonneau
spool haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding klos waarop garen gewonden wordt; snoerspoel; spinklos; spinspoel; spoel
turn haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding beurt; bocht; draai; keer; keerpunt; kentering; kromming; kromte; omdraaiing; ommekeer; ommezwaai; omwenteling; richtingsverandering; rondje; spelletje; verandering; wending; zwenking
winder haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
winding haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding kronkeling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coil in kringetjes ronddraaien; kringelen
reel haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
roll deinen; draaien; golven; heen en weer zwaaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; schommelen; slingeren; verrollen; wentelen; wiebelen; wiegen
turn afslaan; draaien; iets omdraaien; kantelen; kenteren; keren; ombladeren; omdraaien; omkeren; omslaan; omtrekken; omwenden; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; verbitteren; vergrammen; wenden; wentelen; zwenken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
winding bochtig; kronkelend; kronkelig; slingerend

Verwante woorden van "haspel":

  • haspelen, haspels, haspeltje, haspeltjes