Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. helper:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor helper (Nederlands) in het Engels

helper:

helper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de helper (assistent; hulp; secondant)
    the assistant; the second servant; the helper; the bystander; the clerk; the footman; the valet

Vertaal Matrix voor helper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistant assistent; helper; hulp; secondant adjunct; assistent; assistente; hulpje; knecht
bystander assistent; helper; hulp; secondant getuige; omstander; toeschouwer
clerk assistent; helper; hulp; secondant ambtenaar; arbeider; arbeidskracht; kantoorbediende; klerk; medewerker; personeelslid; secretaresse; secretaris; werkkracht; werknemer
footman assistent; helper; hulp; secondant butler; herenknecht; huisknecht; kamerbediende; kamerdienaar
helper assistent; helper; hulp; secondant
second servant assistent; helper; hulp; secondant
valet assistent; helper; hulp; secondant butler; herenknecht; huisknecht; hulpje; kamerbediende; kamerdienaar; knecht; lakei; livreiknecht
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistant adjunct; loco-

Verwante woorden van "helper":

  • helpers, helpertje, helpertjes

Wiktionary: helper

helper
noun
  1. a person that promotes or helps in something being done; a helper

Cross Translation:
FromToVia
helper assistant; helper; aid; aide; adjunct adjointpersonne qui est adjoindre à une autre pour certaines fonctions.