Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. horen:
  2. hor:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor horen:
    • ought


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor horen (Nederlands) in het Engels

horen:

horen werkwoord (hoor, hoort, hoorde, hoorden, gehoord)

  1. horen (geluid waarnemen)
    to hear
    • hear werkwoord (hears, heard, hearing)
  2. horen (te horen krijgen; vernemen)
    to learn
    – get to know or become aware of, usually accidentally 1
    • learn werkwoord (learns, learnt, learning)
      • I learned that she has two grown-up children1
  3. horen (gebruikelijk zijn)
    to be proper; be customary
  4. horen (waarnemen; zien; observeren; )
    to perceive; to attend; to observe; to witness
    • perceive werkwoord (perceives, perceived, perceiving)
    • attend werkwoord (attends, attended, attending)
    • observe werkwoord (observes, observed, observing)
    • witness werkwoord (witnesss, witnessed, witnessing)

Conjugations for horen:

o.t.t.
  1. hoor
  2. hoort
  3. hoort
  4. horen
  5. horen
  6. horen
o.v.t.
  1. hoorde
  2. hoorde
  3. hoorde
  4. hoorden
  5. hoorden
  6. hoorden
v.t.t.
  1. heb gehoord
  2. hebt gehoord
  3. heeft gehoord
  4. hebben gehoord
  5. hebben gehoord
  6. hebben gehoord
v.v.t.
  1. had gehoord
  2. had gehoord
  3. had gehoord
  4. hadden gehoord
  5. hadden gehoord
  6. hadden gehoord
o.t.t.t.
  1. zal horen
  2. zult horen
  3. zal horen
  4. zullen horen
  5. zullen horen
  6. zullen horen
o.v.t.t.
  1. zou horen
  2. zou horen
  3. zou horen
  4. zouden horen
  5. zouden horen
  6. zouden horen
en verder
  1. ben gehoord
  2. bent gehoord
  3. is gehoord
  4. zijn gehoord
  5. zijn gehoord
  6. zijn gehoord
diversen
  1. hoor!
  2. hoort!
  3. gehoord
  4. horend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

horen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het horen
    the hearing; the listening to; the listening

Vertaal Matrix voor horen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hearing horen aanhoren; gehoorsafstand; gehoorzin; hearing; hoorbereik; hoorzitting; luisteren; ondervraging; overhoring; verhoor; verhoring
listening horen aanhoren; luisteren
listening to horen aanhoren
observe aanschouwen; observeren; zien
witness getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attend bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aandachtig luisteren; aanwezig zijn; assisteren; bijspringen; bijstaan; bijwonen; helpen; ondersteunen; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; seconderen; toeluisteren; verschijnen; weldoen
be customary gebruikelijk zijn; horen
be proper gebruikelijk zijn; horen
hear geluid waarnemen; horen beluisteren; examineren; luisteren; ondervragen; overhoren; testen; toetsen; uithoren; uitvragen; verhoren
hearing afluisteren
learn horen; te horen krijgen; vernemen aanleren; aantreffen; aanwennen; bijbrengen; blokken; eigen maken; eigenmaken; gewend raken; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; ontdekken; oppikken; opsteken; studeren; tegenkomen; verwerven; vinden; voorlichten; vossen
listening afluisteren
observe bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; ontwaren; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
perceive bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
witness bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanwezig zijn; bijwonen; getuigen van; laten blijken; laten zien; meemaken; opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen
- vernemen

Verwante woorden van "horen":


Synoniemen voor "horen":


Verwante definities voor "horen":

  1. wat gepast is2
    • je hoort in de kerk niet zo hard te praten2
  2. bij iemand of iets passen2
    • die kop en schotel horen bij elkaar2
  3. het met je oren waarnemen2
    • ik hoor dat er iemand aan komt lopen2

Wiktionary: horen

horen
verb
  1. waarnemen met het oor zonder er noodzakelijkerwijs aandacht aan te besteden
horen
verb
  1. to hear (something)
  2. to perceive with the ear
  3. be the guardian, spouse or partner of
  4. be part of a group
  5. be accepted in a group
  6. have its proper place
noun
  1. conical device used to direct waves
past
  1. be able to hear (in a radio communication)

horen vorm van hor:

hor [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hor
    the insect screen

Vertaal Matrix voor hor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
insect screen hor

Verwante woorden van "hor":


Wiktionary: hor


Cross Translation:
FromToVia
hor grate; grating; railing; trellis; wire-netting; fencing grillagetreillis de fil de fer ou de plastique à mailles plus ou moins grandes.

Verwante vertalingen van horen