Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. instuderen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor instuderen (Nederlands) in het Engels

instuderen:

instuderen werkwoord (studeer in, studeert in, studeerde in, studeerden in, ingestudeerd)

  1. instuderen (leren)
    study; to practise; to learn; to practice
    • study werkwoord
    • practise werkwoord, Brits (practises, practised, practising)
    • learn werkwoord (learns, learnt, learning)
    • practice werkwoord, Amerikaans (practices, practiced, practicing)

Conjugations for instuderen:

o.t.t.
  1. studeer in
  2. studeert in
  3. studeert in
  4. studeren in
  5. studeren in
  6. studeren in
o.v.t.
  1. studeerde in
  2. studeerde in
  3. studeerde in
  4. studeerden in
  5. studeerden in
  6. studeerden in
v.t.t.
  1. heb ingestudeerd
  2. hebt ingestudeerd
  3. heeft ingestudeerd
  4. hebben ingestudeerd
  5. hebben ingestudeerd
  6. hebben ingestudeerd
v.v.t.
  1. had ingestudeerd
  2. had ingestudeerd
  3. had ingestudeerd
  4. hadden ingestudeerd
  5. hadden ingestudeerd
  6. hadden ingestudeerd
o.t.t.t.
  1. zal instuderen
  2. zult instuderen
  3. zal instuderen
  4. zullen instuderen
  5. zullen instuderen
  6. zullen instuderen
o.v.t.t.
  1. zou instuderen
  2. zou instuderen
  3. zou instuderen
  4. zouden instuderen
  5. zouden instuderen
  6. zouden instuderen
en verder
  1. is ingestudeerd
diversen
  1. studeer in!
  2. studeert in!
  3. ingestudeerd
  4. instuderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor instuderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
practice aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
practise aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
study artsenpraktijk; cursus; kursus; leergang; oefenstuk; praktijk; studeerkamer; studeervertrek; studie; werkkamer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
learn instuderen; leren aanleren; aantreffen; aanwennen; bijbrengen; blokken; eigen maken; eigenmaken; gewend raken; horen; iets leren; inlichten; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; ontdekken; oppikken; opsteken; studeren; te horen krijgen; tegenkomen; vernemen; verwerven; vinden; voorlichten; vossen
practice instuderen; leren aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen
practise instuderen; leren aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; beoefenen; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen; uitoefenen
study instuderen; leren aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; onderzoeken; oppikken; opsteken; studeren; verwerven; vossen

Wiktionary: instuderen

instuderen
verb
  1. -