Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal kan

Vertaal kan van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

kan:
- jug; ewer; water jug; tankard
kunnen:
- be able
Wiktionary:
- kan → jug, can
- kan → can, canister, tankard, pot, vase, vessel, jug, mug, jar
- kunnen → can, be able to
- kunnen → be able to, can, know, may

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kan (Nederlands) in het Engels

kan:

kan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de kan (schenkkan)
the jug; the ewer; the water jug; the tankard
- jug [the ~] zelfstandig naamwoord
- ewer [the ~] zelfstandig naamwoord
- water jug [the ~] zelfstandig naamwoord
- tankard [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kan:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ewer	kan; schenkkan	lampetkan; lampetkom
jug	kan; schenkkan	kannetje; kit; kolenbak; kolenemmer; kolenkit; kroes; kruik; lampetkan; lampetkom; pul; schenkkannetje
tankard	kan; schenkkan	kannetje; schenkkannetje
water jug	kan; schenkkan	lampetkan; lampetkom

Verwante woorden van "kan":

kannen, kanen, kans, kantje, kantjes

Wiktionary: kan

kan

noun

amount a jug can hold
- jug → kan
serving vessel
- jug → kan; kruik
a more or less cylindrical vessel for liquids
- can → kan

Cross Translation:

From	To	Via
• kan	→ can; canister	↔ Kanister — verschließbarer Behälter, meist aus Blech, Plastik, der zum Transport und Aufbewahren von Flüssigkeiten (Wasser, Öl, Treibstoff) benutzt wird
• kan	→ tankard	↔ broc — récipient portatif d’une assez grande capacité, communément de bois, garnir de cercles de fer ou de cuivre, qui a une anse et un bec évaser et dont on se servir ordinairement pour tirer ou transporter du vin.
• kan	→ pot; vase; vessel; jug; can; mug; tankard; jar	↔ pot — vase de terre ou de métal servant à divers usages.

kan vorm van kunnen:

kunnen werkwoord (kan, kunt, kon, konden, gekund)

kunnen (in staat zijn; vermogen)
to be able
- be able werkwoord (can, could, being able)

Conjugations for kunnen:

o.t.t.

kan
kunt
kan
kunnen
kunnen
kunnen

o.v.t.

kon
kon
kon
konden
konden
konden

v.t.t.

heb gekund
hebt gekund
heeft gekund
hebben gekund
hebben gekund
hebben gekund

v.v.t.

had gekund
had gekund
had gekund
hadden gekund
hadden gekund
hadden gekund

o.t.t.t.

zal kunnen
zult kunnen
zal kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen

o.v.t.t.

zou kunnen
zou kunnen
zou kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen

diversen

kan!
kunt!
gekund
kunnend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kunnen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
be able	in staat zijn; kunnen; vermogen	iets mogen

Verwante definities voor "kunnen":

mogelijk zijn¹
- dat glas kan niet stuk¹
in staat zijn het te doen¹
- zij kan mooi tekenen¹
mogen¹
- je kunt wel gaan¹

Wiktionary: kunnen

kunnen

verb

in staat zijn
- kunnen → can; be able to

kunnen

verb

to be able
- can → kunnen
have ability to
- be able to → kunnen

Cross Translation:

From	To	Via
• kunnen	→ be able to; can	↔ können — etwas zu tun vermögen
• kunnen	→ can; know	↔ können — etwas beherrschen, wissen; fähig sein, etwas zu tun
• kunnen	→ can; be able to; may	↔ pouvoir — Être capable, avoir la faculté, être en état de

¹Muiswerk Woordenboek