Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kneep:
  2. knijpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kneep (Nederlands) in het Engels

kneep:

kneep [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kneep (truc; kunstje; foefje; kneepje; maniertje)
    the trick; the sleight of hand; the gimmick; the knack
  2. de kneep (knijpen)
    the pinch
    • pinch [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kneep (handigheid; kunst; truc; toer)
    the handiness

Vertaal Matrix voor kneep:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gimmick foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc gimmick
handiness handigheid; kneep; kunst; toer; truc
knack foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc aanvoelen; behendigheid; bekwaamheid; feeling; gevoel; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc; vaardigheid
pinch kneep; knijpen afsnoepen; knijpbeweging
sleight of hand foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
trick foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loer; manoeuvre; poets; slimheid; sluwe streek; streek; tochtje; toertje; trip; truc; trucage; uitje; uitstapje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pinch achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; drukken; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; knellen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; strak zitten; toeëigenen; vastknijpen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
trick afzetten; bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; verneuken; voor de gek houden

Verwante woorden van "kneep":


knijpen:

knijpen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het knijpen (kneep)
    the pinch
    • pinch [the ~] zelfstandig naamwoord

knijpen werkwoord (knijp, knijpt, kneep, knepen, geknepen)

  1. knijpen (beknibbelen; knibbelen; schrapen)
    to haggle; to pinch and scrape; skimp; whittle; stint; to go short
    • haggle werkwoord (haggles, haggled, haggling)
    • pinch and scrape werkwoord (pinches and scrapes, pinched and scraped, pinching and scraping)
    • skimp werkwoord
    • whittle werkwoord
    • stint werkwoord
    • go short werkwoord (goes short, went short, going short)

Conjugations for knijpen:

o.t.t.
  1. knijp
  2. knijpt
  3. knijpt
  4. knijpen
  5. knijpen
  6. knijpen
o.v.t.
  1. kneep
  2. kneep
  3. kneep
  4. knepen
  5. knepen
  6. knepen
v.t.t.
  1. heb geknepen
  2. hebt geknepen
  3. heeft geknepen
  4. hebben geknepen
  5. hebben geknepen
  6. hebben geknepen
v.v.t.
  1. had geknepen
  2. had geknepen
  3. had geknepen
  4. hadden geknepen
  5. hadden geknepen
  6. hadden geknepen
o.t.t.t.
  1. zal knijpen
  2. zult knijpen
  3. zal knijpen
  4. zullen knijpen
  5. zullen knijpen
  6. zullen knijpen
o.v.t.t.
  1. zou knijpen
  2. zou knijpen
  3. zou knijpen
  4. zouden knijpen
  5. zouden knijpen
  6. zouden knijpen
en verder
  1. ben geknepen
  2. bent geknepen
  3. is geknepen
  4. zijn geknepen
  5. zijn geknepen
  6. zijn geknepen
diversen
  1. knijp!
  2. knijpt!
  3. geknepen
  4. knijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knijpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haggle marchandering; onderhandeling
pinch kneep; knijpen afsnoepen; knijpbeweging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
go short beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen gebrek hebben; nijpen
haggle beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen afdingen; afpingelen; dingen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren
pinch achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; drukken; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; knellen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; strak zitten; toeëigenen; vastknijpen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
pinch and scrape beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen gebrek hebben; kromliggen
skimp beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
stint beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
whittle beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen

Verwante woorden van "knijpen":


Verwante definities voor "knijpen":

  1. met je vingers aan tegenovergestelde kanten drukken1
    • hij kneep in de perzik om te voelen of hij rijp was1
  2. pijn doen door zijn vel tussen je vingers te drukken1
    • hij kneep zijn zusje in haar arm1

Wiktionary: knijpen

knijpen
verb
  1. tussen twee punten druk uitoefenen
knijpen
verb
  1. to squeeze a small amount of skin
  2. to apply pressure to from two or more sides at once

Cross Translation:
FromToVia
knijpen strum; pinch; nip pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.