Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. knot:
  2. knotten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knot (Nederlands) in het Engels

knot:

knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knot (streng garen)
    the knot
    • knot [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de knot (knotje haar)
    the bun
    • bun [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de knot (wrong; knoedel; vlecht; )
    the knot; the bun; the knot of hair
    • knot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • knot of hair [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bun haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; knotje haar; vlecht; wrong toet
knot haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; streng garen; vlecht; wrong schuifknoop; strik
knot of hair haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong pluk haar; toet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knot aan elkaar binden; aan elkaar knopen; bevestigen; knopen; strikken; vastknopen; verbinden

Verwante woorden van "knot":


Wiktionary: knot

knot
noun
  1. A tight roll of hair worn at the back of the head

knot vorm van knotten:

knotten werkwoord (knot, knotte, knotten, geknot)

  1. knotten
    to truncate; to top; to head; to clip
    • truncate werkwoord (truncates, truncated, truncating)
    • top werkwoord (tops, topped, topping)
    • head werkwoord (heads, headed, heading)
    • clip werkwoord (clips, clipped, clipping)

Conjugations for knotten:

o.t.t.
  1. knot
  2. knot
  3. knot
  4. knotten
  5. knotten
  6. knotten
o.v.t.
  1. knotte
  2. knotte
  3. knotte
  4. knotten
  5. knotten
  6. knotten
v.t.t.
  1. heb geknot
  2. hebt geknot
  3. heeft geknot
  4. hebben geknot
  5. hebben geknot
  6. hebben geknot
v.v.t.
  1. had geknot
  2. had geknot
  3. had geknot
  4. hadden geknot
  5. hadden geknot
  6. hadden geknot
o.t.t.t.
  1. zal knotten
  2. zult knotten
  3. zal knotten
  4. zullen knotten
  5. zullen knotten
  6. zullen knotten
o.v.t.t.
  1. zou knotten
  2. zou knotten
  3. zou knotten
  4. zouden knotten
  5. zouden knotten
  6. zouden knotten
diversen
  1. knot!
  2. knot!
  3. geknot
  4. knottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knotten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clip clip; kleine tik; klem; klemhaak; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang; tikje
head baas; bol; chef; hoofd; hoofd van een mens; hoofdeinde; hoofdleider; hoofdman; kop; kopzin; krop; opeengepakte bladeren; opperhoofd; stamhoofd; voorman; werkbaas
top afdekkap; bergtop; climax; dak; dop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; huif; kap; koepel; kruin; overdekking; overkapping; piek; sluitdop; summum; top; toppunt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clip knotten een opdonder verkopen; haar kort laten knippen; inkorten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; scheren; verkorten
head knotten
top knotten afknotten; hoger bieden
truncate knotten afknotten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
top bovenste

Verwante woorden van "knotten":


Wiktionary: knotten

knotten
verb
  1. to shorten or abridge
  2. to cut short an animal's tail