Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kwijl:
  2. kwijlen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor kwijl:
    • drool


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwijl (Nederlands) in het Engels

kwijl:

kwijl [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kwijl (speeksel; spog; spuug)
    the saliva; the spit; the spittle
    • saliva [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spittle [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kwijl (slijmachtig speeksel)
    the slobber
    • slobber [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwijl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
saliva kwijl; speeksel; spog; spuug
slobber kwijl; slijmachtig speeksel slijm
spit kwijl; speeksel; spog; spuug fluim; kwat; rochel
spittle kwijl; speeksel; spog; spuug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slobber kwijlen; slijm opgeven; slijmen; zeveren
spit spugen; spuwen

Verwante woorden van "kwijl":


Wiktionary: kwijl

kwijl
noun
  1. saliva, drool

Cross Translation:
FromToVia
kwijl drool; spittle; saliva bavesalive épaisse et visqueux qui découler de la bouche.
kwijl saliva; spittle salive — physiologie|fr liquide clair, alcalin, produire par les glande salivaire placées autour de la bouche et qui commencer la digestion des aliments.

kwijl vorm van kwijlen:

kwijlen werkwoord (kwijl, kwijlt, kwijlde, kwijlden, gekwijld)

  1. kwijlen (zeveren)
    to slobber; to dribble; to jabber; to drone on; to waffle; to slaver; to babble; to talk rubbish; to blab; to prattle; to gab; to chat; to talk crap; to prattle on; to chatter
    • slobber werkwoord (slobbers, slobbered, slobbering)
    • dribble werkwoord (dribbles, dribbled, dribbling)
    • jabber werkwoord (jabbers, jabbered, jabbering)
    • drone on werkwoord (drones on, droned on, droning on)
    • waffle werkwoord (waffles, waffled, waffling)
    • slaver werkwoord (slavers, slavered, slavering)
    • babble werkwoord (babbles, babbled, babbling)
    • talk rubbish werkwoord (talks rubbish, talked rubbish, talking rubbish)
    • blab werkwoord (blabs, blabbed, blabbing)
    • prattle werkwoord (prattles, prattled, prattling)
    • gab werkwoord (gabs, gabbed, gabbing)
    • chat werkwoord (chats, chated, chating)
    • talk crap werkwoord (talks crap, talked crap, talking crap)
    • prattle on werkwoord (prattles on, prattled on, prattling on)
    • chatter werkwoord (chatters, chattered, chattering)

Conjugations for kwijlen:

o.t.t.
  1. kwijl
  2. kwijlt
  3. kwijlt
  4. kwijlen
  5. kwijlen
  6. kwijlen
o.v.t.
  1. kwijlde
  2. kwijlde
  3. kwijlde
  4. kwijlden
  5. kwijlden
  6. kwijlden
v.t.t.
  1. heb gekwijld
  2. hebt gekwijld
  3. heeft gekwijld
  4. hebben gekwijld
  5. hebben gekwijld
  6. hebben gekwijld
v.v.t.
  1. had gekwijld
  2. had gekwijld
  3. had gekwijld
  4. hadden gekwijld
  5. hadden gekwijld
  6. hadden gekwijld
o.t.t.t.
  1. zal kwijlen
  2. zult kwijlen
  3. zal kwijlen
  4. zullen kwijlen
  5. zullen kwijlen
  6. zullen kwijlen
o.v.t.t.
  1. zou kwijlen
  2. zou kwijlen
  3. zou kwijlen
  4. zouden kwijlen
  5. zouden kwijlen
  6. zouden kwijlen
diversen
  1. kwijl!
  2. kwijlt!
  3. gekwijld
  4. kwijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwijlen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kwijlen
    the dribbling

Vertaal Matrix voor kwijlen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babble achterklap; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geroddel; klap; klets; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels
chat babbeltje; causerie; chat; chatgesprek; gebabbel; gekeuvel; gesprek; kout; mondeling onderhoud; praat; praatje
chatter gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
dribbling kwijlen gedribbel
jabber brabbeltaal; gebabbel; gebazel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; koeterwaals; leuterpraat
prattle achterklap; gebazel; geklap; geklep; geklets; geleuter; gelul; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; klets; leuterpraat; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
slaver slavenhaler; slavenschip
slobber kwijl; slijm; slijmachtig speeksel
waffle gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat; wafel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babble kwijlen; zeveren brabbelen; kletspraat verkopen; krompraten; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
blab kwijlen; zeveren babbelen; doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; flappen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; klikken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; overbrieven; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; uit de school klappen; uitflappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
chat kwijlen; zeveren babbelen; bomen; chatten; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
chatter kwijlen; zeveren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
dribble kwijlen; zeveren afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
drone on kwijlen; zeveren
gab kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
jabber kwijlen; zeveren bazelen; kletspraat verkopen; lallen; lullen; raffelen; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
prattle kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
prattle on kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
slaver kwijlen; zeveren slijm opgeven; slijmen
slobber kwijlen; zeveren slijm opgeven; slijmen
talk crap kwijlen; zeveren erop los praten; kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
talk rubbish kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
waffle kwijlen; zeveren dralen; drentelen; leuteren; talmen; teuten; treuzelen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jabber koeterwaals

Verwante woorden van "kwijlen":


Wiktionary: kwijlen

kwijlen
verb
  1. een vloed van speeksel dat uit de mond loopt
kwijlen
verb
  1. to have saliva drip from the mouth
  2. to let saliva drip from the mouth
  3. to drool saliva
  4. To allow saliva or liquid to run from one's mouth

Cross Translation:
FromToVia
kwijlen slaver geifern — Speichel aus dem Mund fließen lassen
kwijlen drool; salivate baverjeter de la bave.