Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lenigen (Nederlands) in het Engels

lenigen:

lenigen werkwoord (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)

  1. lenigen (tegoed doen; laven; lessen)
    to quench; to consume; to relieve; to gorge; tuck into; feast upon; to have dinner; to have a meal; to take something; to have something to eat; to eat
    • quench werkwoord (quenches, quenched, quenching)
    • consume werkwoord (consumes, consumed, consuming)
    • relieve werkwoord (relieves, relieved, relieving)
    • gorge werkwoord (gorges, gorged, gorging)
    • tuck into werkwoord
    • feast upon werkwoord
    • have dinner werkwoord (has dinner, had dinner, having dinner)
    • have a meal werkwoord (has a meal, had a meal, having a meal)
    • take something werkwoord (takes something, took something, taking something)
    • have something to eat werkwoord (has something to eat, had something to eat, having something to eat)
    • eat werkwoord (eats, ate, eating)
  2. lenigen (verlichten; verzachten)
    to relieve; to soothe; to ease; to soften
    • relieve werkwoord (relieves, relieved, relieving)
    • soothe werkwoord (soothes, soothed, soothing)
    • ease werkwoord (eases, eased, easing)
    • soften werkwoord (softens, softened, softening)

Conjugations for lenigen:

o.t.t.
  1. lenig
  2. lenigt
  3. lenigt
  4. lenigen
  5. lenigen
  6. lenigen
o.v.t.
  1. lenigde
  2. lenigde
  3. lenigde
  4. lenigden
  5. lenigden
  6. lenigden
v.t.t.
  1. heb gelenigd
  2. hebt gelenigd
  3. heeft gelenigd
  4. hebben gelenigd
  5. hebben gelenigd
  6. hebben gelenigd
v.v.t.
  1. had gelenigd
  2. had gelenigd
  3. had gelenigd
  4. hadden gelenigd
  5. hadden gelenigd
  6. hadden gelenigd
o.t.t.t.
  1. zal lenigen
  2. zult lenigen
  3. zal lenigen
  4. zullen lenigen
  5. zullen lenigen
  6. zullen lenigen
o.v.t.t.
  1. zou lenigen
  2. zou lenigen
  3. zou lenigen
  4. zouden lenigen
  5. zouden lenigen
  6. zouden lenigen
en verder
  1. is gelenigd
diversen
  1. lenig!
  2. lenigt!
  3. gelenigd
  4. lenigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lenigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume verbruiken
ease gemak; gemakkelijkheid; inschikkelijkheid; soepelheid
gorge ravijn; slokdarm
relieve geruststelling; ontlasting; opluchting; van een last ontdoen; verademing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume laven; lenigen; lessen; tegoed doen bikken; bunkeren; consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten; zitten proppen
ease lenigen; verlichten; verzachten vervriendelijken; verzachten
eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; leegeten; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; schaften; souperen; tot zich nemen; verorberen; vreten
feast upon laven; lenigen; lessen; tegoed doen
gorge laven; lenigen; lessen; tegoed doen
have a meal laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have dinner laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have something to eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
quench laven; lenigen; lessen; tegoed doen lessen; stillen
relieve laven; lenigen; lessen; tegoed doen; verlichten; verzachten opluchten
soften lenigen; verlichten; verzachten ontharden; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verweken; verzachten; week worden; zachtmaken
soothe lenigen; verlichten; verzachten bedaren; begeerte stillen; bevredigen; geruststellen; kalmeren; luwen; sussen; tot bedaren komen; tot kalmte manen; uitwoeden; verflauwen; vervriendelijken; verzachten; voldoening geven; wegsterven
take something laven; lenigen; lessen; tegoed doen
tuck into laven; lenigen; lessen; tegoed doen

Wiktionary: lenigen

lenigen
verb
  1. verzachten, minder maken

Cross Translation:
FromToVia
lenigen sweeten; smooth; soften; blunt; dull; allay adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé.