Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. materie:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor materie (Nederlands) in het Engels

materie:

materie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de materie (stof)
    the matter; the stuff
    • matter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stuff [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor materie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matter materie; stof aangelegenheid; affaire; artikel; bik; ding; feit; gebeurtenis; geval; goed; gruis; incident; item; kwestie; macadam; metselspecie; mortel; object; probleem; puin; split; steengruis; steenslag; substantie; voorval; voorwerp; vraagstuk; zaak
stuff materie; stof artikelen; bezittingen; bik; dingen; eigendommen; goedje; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; koopwaar; macadam; materiaal; metselspecie; mortel; puin; split; spul; spullen; steengruis; steenslag; stuff; voorwerpen; waar; wiet; zaakjes; zaken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matter afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
stuff ineen duwen; opzetten; proppen; stouwen

Verwante woorden van "materie":

  • materies

Wiktionary: materie

materie
noun
  1. (natuurkunde, nld) de bouwsteen waaruit de (waarneembare) wereld is opgebouwd
materie
noun
  1. basic structural component of the universe

Cross Translation:
FromToVia
materie matter matière — Ce qui a de la masse et occupe de l’espace.