Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. notuleren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor notuleren (Nederlands) in het Engels

notuleren:

notuleren werkwoord (notuleer, notuleert, notuleerde, notuleerden, genotuleerd)

  1. notuleren
    minute; to take down
    • minute werkwoord
    • take down werkwoord (takes down, took down, taking down)

Conjugations for notuleren:

o.t.t.
  1. notuleer
  2. notuleert
  3. notuleert
  4. notuleren
  5. notuleren
  6. notuleren
o.v.t.
  1. notuleerde
  2. notuleerde
  3. notuleerde
  4. notuleerden
  5. notuleerden
  6. notuleerden
v.t.t.
  1. heb genotuleerd
  2. hebt genotuleerd
  3. heeft genotuleerd
  4. hebben genotuleerd
  5. hebben genotuleerd
  6. hebben genotuleerd
v.v.t.
  1. had genotuleerd
  2. had genotuleerd
  3. had genotuleerd
  4. hadden genotuleerd
  5. hadden genotuleerd
  6. hadden genotuleerd
o.t.t.t.
  1. zal notuleren
  2. zult notuleren
  3. zal notuleren
  4. zullen notuleren
  5. zullen notuleren
  6. zullen notuleren
o.v.t.t.
  1. zou notuleren
  2. zou notuleren
  3. zou notuleren
  4. zouden notuleren
  5. zouden notuleren
  6. zouden notuleren
en verder
  1. is genotuleerd
  2. zijn genotuleerd
diversen
  1. notuleer!
  2. notuleert!
  3. genotuleerd
  4. notulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor notuleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minute minuut
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minute notuleren
take down notuleren afbreken; breken; neerhalen; neerleggen; neersabelen; noteren; omverhalen; onderuit halen; opschrijven; slopen; uit elkaar halen

Wiktionary: notuleren

notuleren
verb
  1. to write