Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. peil:
  2. peilen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor peil (Nederlands) in het Engels

peil:

peil [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het peil (niveau; plan; laag; stand)
    the level
    • level [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor peil:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level graad; laag; niveau; peil; plan; stand afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level afplatten; effenen; gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; verrekenen; vlak maken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit; waterpas

Verwante woorden van "peil":


Wiktionary: peil

peil
noun
  1. niveau of stand van bijvoorbeeld water

Cross Translation:
FromToVia
peil water level Pegel — Niveauhöhe einer Flüssigkeit oder sonstiger Zahlenwert einer physikalischen Größe
peil water level indicator PegelWasserbau: Vorrichtung zur Messung des Wasserstands

peilen:

peilen werkwoord (peil, peilt, peilde, peilden, gepeild)

  1. peilen (diepte bepalen; meten; opmeten)
    to measure; to gauge
    • measure werkwoord (measures, measured, measuring)
    • gauge werkwoord (gauges, gauged, gauging)

Conjugations for peilen:

o.t.t.
  1. peil
  2. peilt
  3. peilt
  4. peilen
  5. peilen
  6. peilen
o.v.t.
  1. peilde
  2. peilde
  3. peilde
  4. peilden
  5. peilden
  6. peilden
v.t.t.
  1. heb gepeild
  2. hebt gepeild
  3. heeft gepeild
  4. hebben gepeild
  5. hebben gepeild
  6. hebben gepeild
v.v.t.
  1. had gepeild
  2. had gepeild
  3. had gepeild
  4. hadden gepeild
  5. hadden gepeild
  6. hadden gepeild
o.t.t.t.
  1. zal peilen
  2. zult peilen
  3. zal peilen
  4. zullen peilen
  5. zullen peilen
  6. zullen peilen
o.v.t.t.
  1. zou peilen
  2. zou peilen
  3. zou peilen
  4. zouden peilen
  5. zouden peilen
  6. zouden peilen
en verder
  1. ben gepeild
  2. bent gepeild
  3. is gepeild
  4. zijn gepeild
  5. zijn gepeild
  6. zijn gepeild
diversen
  1. peil!
  2. peilt!
  3. gepeild
  4. peilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor peilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge duimstok; graadmeter; ijk; ijkmerk; indicator; maatstaf; maatstok
measure afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatregel; maatstaf; mate; matigheid; norm; omvang; raadsbesluit; schikking; standaard; stemmigheid; voorziening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge diepte bepalen; meten; opmeten; peilen diepte loden; kalibreren
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen

Verwante woorden van "peilen":


Wiktionary: peilen

peilen
verb
  1. to heave a lead and line in order to ascertain the depth of water
  2. to solicit mock votes from (a person or group)

Cross Translation:
FromToVia
peilen sound; sound out; probe; poll sonder — À trier