Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. peuteren:
  2. peuter:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor peuteren (Nederlands) in het Engels

peuteren:

peuteren werkwoord (peuter, peutert, peuterde, peuterden, gepeuterd)

  1. peuteren (pulken)
    to pick
    • pick werkwoord (picks, picked, picking)

Conjugations for peuteren:

o.t.t.
  1. peuter
  2. peutert
  3. peutert
  4. peuteren
  5. peuteren
  6. peuteren
o.v.t.
  1. peuterde
  2. peuterde
  3. peuterde
  4. peuterden
  5. peuterden
  6. peuterden
v.t.t.
  1. heb gepeuterd
  2. hebt gepeuterd
  3. heeft gepeuterd
  4. hebben gepeuterd
  5. hebben gepeuterd
  6. hebben gepeuterd
v.v.t.
  1. had gepeuterd
  2. had gepeuterd
  3. had gepeuterd
  4. hadden gepeuterd
  5. hadden gepeuterd
  6. hadden gepeuterd
o.t.t.t.
  1. zal peuteren
  2. zult peuteren
  3. zal peuteren
  4. zullen peuteren
  5. zullen peuteren
  6. zullen peuteren
o.v.t.t.
  1. zou peuteren
  2. zou peuteren
  3. zou peuteren
  4. zouden peuteren
  5. zouden peuteren
  6. zouden peuteren
diversen
  1. peuter!
  2. peutert!
  3. gepeuterd
  4. peuterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor peuteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pick houweel; klover; selectie; uitverkoring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pick peuteren; pulken binnen halen; kiezen; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; oogsten; orderverzamelen; peuzelen; plukken; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; ziften

Verwante woorden van "peuteren":


Wiktionary: peuteren

peuteren
verb
  1. to fidget, to fiddle, to be restless

Cross Translation:
FromToVia
peuteren feel; explore; test; probe; touch; grope; finger; handle tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.

peuter:

peuter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de peuter (klein kind; uk; dreumes; )
    the toddler; the infant; the nipper; the kiddy; the tyke; the tot; the small child; the little kid; the tiny tot; the small one; the baby; the little child; the kid; the tike
    • toddler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • infant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nipper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • kiddy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tyke [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • tot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • small child [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little kid [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tiny tot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • small one [the ~] zelfstandig naamwoord
    • baby [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little child [the ~] zelfstandig naamwoord
    • kid [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tike [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Vertaal Matrix voor peuter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baby dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm baby; babytje; griet; kind; kind dat aan de borst is; kindje; klein kind; kleuter; wicht; wichtje; zuigeling
infant dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm babies; kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; wicht; wichtje; zuigelingen
kid dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm geitje; joch; jochie; klein jongetje
kiddy dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm klein kind; kleine; kleuter
little child dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter
little kid dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm jochie; klein jongetje
nipper dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm kleine
small child dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm baby; kindje; kleine
small one dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm kleine
tike dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm barbaar; boer; kleine
tiny tot dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm
toddler dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm kleine
tot dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm kleine slok; slokje
tyke dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm barbaar; boer; kleine
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kid gekheid maken; grappen maken; wijsmaken

Verwante woorden van "peuter":

  • peuteren, peuters, peutertje, peutertjes

Wiktionary: peuter

peuter
noun
  1. een jong kind in de leeftijd van een tot vier jaar
peuter
noun
  1. young human child

Cross Translation:
FromToVia
peuter kid; minnow; toddler bambin — (familier, fr) bébé, enfant.