Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. robuust:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor robuust (Nederlands) in het Engels

robuust:

robuust bijvoeglijk naamwoord

  1. robuust (stevig gebouwd; solide; stevig; )
    solid; strong; sturdy; muscular; stout; well built
  2. robuust (zwaargebouwd; massief; zwaar; )
    heavily built; massive; heavyset

Vertaal Matrix voor robuust:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heavyset fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
massive fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd heftig; hevig; intens; lastig; massaal; massale; massief; moeilijk; niet hol; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
muscular ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd gespierd
solid ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd aannemelijk; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; gedegen; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend; stevig; van goede hoedanigheid
stout ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd corpulent; degelijk; dik; doortastend; drastisch; ferm; flink; fors; gezet; krachtdadig; krachtig; lijvig; potig; solide; sterk; stevig; vetlijvig; zwaarlijvig
strong ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd alcoholisch; doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; flink; fysiek sterk; geestrijk; heftig; hevig; krachtdadig; krachtig; rijk aan alcohol; sterk; stevig
sturdy ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd flink; fors; forse; massief; niet hol; potig; stevig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heavily built fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd massief; niet hol
well built ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd

Verwante woorden van "robuust":

  • robuustheid, robuuster, robuustere, robuuste

Wiktionary: robuust

robuust
adjective
  1. evincing strength
noun
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
robuust robust; sturdy; burly; resistant; rugged; solid; strong; tough; firm; able-bodied robuste — Qui est fort, vigoureux, résistant.