Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. rustend:
  2. rusten:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor rustend:
    • dormant


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rustend (Nederlands) in het Engels

rustend:

rustend bijvoeglijk naamwoord

  1. rustend (met emeritaat; gewezen)
    retired
  2. rustend (gepensioneerd; gewezen)
    retired
    – no longer active in your work or profession 1

Vertaal Matrix voor rustend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
retired gepensioneerd; gewezen; met emeritaat; rustend ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere

rustend vorm van rusten:

rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)

  1. rusten (uitrusten; relaxen; verpozen)
    to repose; to rest; to take a rest
    • repose werkwoord (reposes, reposed, reposing)
    • rest werkwoord (rests, rested, resting)
    • take a rest werkwoord (takes a rest, took a rest, taking rest)

Conjugations for rusten:

o.t.t.
  1. rust
  2. rust
  3. rust
  4. rusten
  5. rusten
  6. rusten
o.v.t.
  1. rustte
  2. rustte
  3. rustte
  4. rustten
  5. rustten
  6. rustten
v.t.t.
  1. heb gerust
  2. hebt gerust
  3. heeft gerust
  4. hebben gerust
  5. hebben gerust
  6. hebben gerust
v.v.t.
  1. had gerust
  2. had gerust
  3. had gerust
  4. hadden gerust
  5. hadden gerust
  6. hadden gerust
o.t.t.t.
  1. zal rusten
  2. zult rusten
  3. zal rusten
  4. zullen rusten
  5. zullen rusten
  6. zullen rusten
o.v.t.t.
  1. zou rusten
  2. zou rusten
  3. zou rusten
  4. zouden rusten
  5. zouden rusten
  6. zouden rusten
diversen
  1. rust!
  2. rust!
  3. gerust
  4. rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rusten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rest afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; overblijfsel; residu; rest; ruststand; rustteken; sediment; steuntje; zetsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
repose relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
rest relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
take a rest relaxen; rusten; uitrusten; verpozen

Wiktionary: rusten

rusten
verb
  1. werk of andere activiteit staken om het lichaam in staat te stellen weer op krachten te komen
rusten
verb
  1. intransitive: take repose
  2. stop working, become inactive

Cross Translation:
FromToVia
rusten relax; rest; repose reposer — Cesser de travailler, d’agir, d’être en mouvement, pour faire disparaître la fatigue.