Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. scheuten:
  2. scheut:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scheuten (Nederlands) in het Engels

scheuten:

scheuten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de scheuten (pijnscheuten)
    the pangs; the aches
    • pangs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • aches [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de scheuten (stekken; spruiten; schoten)
    the sprigs; the shoots; the cuttings
    • sprigs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shoots [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cuttings [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de scheuten (nieuwe twijgen; knoppen; uitlopers)
    the sprigs; the twigs
    • sprigs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • twigs [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scheuten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aches pijnscheuten; scheuten
cuttings scheuten; schoten; spruiten; stekken doorsneden; doorsnedes; doorsnijdingen; knipsels; snippers; snoei; spaanders
pangs pijnscheuten; scheuten
shoots scheuten; schoten; spruiten; stekken
sprigs knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; schoten; spruiten; stekken; uitlopers rijshout
twigs knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers rijshout

Verwante woorden van "scheuten":


scheuten vorm van scheut:

scheut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de scheut (stekje; spruit; loot)
    the sprout; the shoot; the cutting
    • sprout [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shoot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cutting [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de scheut (plantestekje; spruit; jonge plant; schoot; stek)
    the sprig; the sprout; the shoot; the cutting
    • sprig [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sprout [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shoot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cutting [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scheut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cutting jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje couperen; gesnij; knipsel; snijding; uitknipsel
shoot jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje afknallen; jaagpartij; jacht; jachtpartij; loot; takje; twijg; wildjacht
sprig jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek boomtak; deelsoort; ent; loot; tak; takje; twijg
sprout jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje bloesem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shoot afschieten; afvuren; filmen; neerschieten; schieten; schieten op; schoten lossen; verfilmen; vuren
sprout afkomstig zijn; afstammen; kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; ontspruiten; opschieten; spruiten; stammen; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; voortkomen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cutting bijtend; doordringend; fel; gemeen; hanig; op afgebeten toon; pinnig; scherp; schril; snibbig; snijdend; stekend; vinnig; vlijmend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprout ontkiemd

Verwante woorden van "scheut":


Wiktionary: scheut

scheut
noun
  1. (detached) shoot or twig
  2. emerging stem and embryonic leaves of a new plant
  3. new growth on a plant
  4. a little bit