Nederlands

Uitgebreide vertaling voor settelen (Nederlands) in het Engels

settelen:

settelen werkwoord (settel, settelt, settelde, settelden, gesetteld)

  1. settelen (koloniseren; vestigen)
    to establish; to settle; to colonize; to found; to open up; to ground; to prospect; to develop; to lay the foundations; to explore; to scan; to colonise
    • establish werkwoord (establishes, established, establishing)
    • settle werkwoord (settles, settled, settling)
    • colonize werkwoord, Amerikaans (colonizes, colonized, colonizing)
    • found werkwoord (founds, founded, founding)
    • open up werkwoord (opens up, opened up, opening up)
    • ground werkwoord (grounds, grounded, grounding)
    • prospect werkwoord (prospects, prospected, prospecting)
    • develop werkwoord (develops, developped, developping)
    • lay the foundations werkwoord (lays the foundations, laid the foundations, laying the foundations)
    • explore werkwoord (explores, explored, exploring)
    • scan werkwoord (scans, scanned, scanning)
    • colonise werkwoord, Brits

Conjugations for settelen:

o.t.t.
  1. settel
  2. settelt
  3. settelt
  4. settelen
  5. settelen
  6. settelen
o.v.t.
  1. settelde
  2. settelde
  3. settelde
  4. settelden
  5. settelden
  6. settelden
v.t.t.
  1. heb gesetteld
  2. hebt gesetteld
  3. heeft gesetteld
  4. hebben gesetteld
  5. hebben gesetteld
  6. hebben gesetteld
v.v.t.
  1. had gesetteld
  2. had gesetteld
  3. had gesetteld
  4. hadden gesetteld
  5. hadden gesetteld
  6. hadden gesetteld
o.t.t.t.
  1. zal settelen
  2. zult settelen
  3. zal settelen
  4. zullen settelen
  5. zullen settelen
  6. zullen settelen
o.v.t.t.
  1. zou settelen
  2. zou settelen
  3. zou settelen
  4. zouden settelen
  5. zouden settelen
  6. zouden settelen
en verder
  1. ben gesetteld
  2. bent gesetteld
  3. is gesetteld
  4. zijn gesetteld
  5. zijn gesetteld
  6. zijn gesetteld
diversen
  1. settel!
  2. settelt!
  3. gesetteld
  4. settelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor settelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ground aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen; vloer
prospect afwachting; hoop; prospect; verwachting
scan scan; scannen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colonise koloniseren; settelen; vestigen
colonize koloniseren; settelen; vestigen
develop koloniseren; settelen; vestigen bouwklaar maken; bouwrijp maken; doorgroeien; evolueren; geschikt maken voor bebouwing; groeien; groot worden; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opgroeien; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; volgroeien; volwassen worden; voor landbouw klaar maken
establish koloniseren; settelen; vestigen aanstellen; benoemen; bepalen; bouwen; constateren; construeren; determineren; installeren; instellen; invoeren; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten; vaststellen
explore koloniseren; settelen; vestigen aftasten; afvoelen; bevoelen; exploreren; onderzoeken; verkennen
found koloniseren; settelen; vestigen funderen; instellen; invoeren; onderbouwen; onderheien; oprichten; stichten
ground koloniseren; settelen; vestigen aarden; funderen; gronden; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; onderbouwen; onderheien; oprichten; stichten
lay the foundations koloniseren; settelen; vestigen funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; oprichten; stichten
open up koloniseren; settelen; vestigen graven; ontgrendelen; ontsluiten; opdelven; opendoen; opendraaien; openen; openmaken; opgraven; scheppen
prospect koloniseren; settelen; vestigen aftasten; bevoelen; inventariseren
scan koloniseren; settelen; vestigen aftasten; afvoelen; bevoelen; scannen
settle koloniseren; settelen; vestigen aanzuiveren; afdoen; afhandelen; beslechten; betalen; bezinken; bijleggen; effenen; egaliseren; genoegdoen; goedmaken; nabetalen; neerstrijken; plaatsnemen; regelen; rekening betalen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; twist uit de weg ruimen; vereffenen; verrekenen; verzoenen; voldoen; zich nestelen; zich vestigen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
found aangetroffen; gevonden; onbedekt