Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. snoet:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snoet (Nederlands) in het Engels

snoet:

snoet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snoet (tronie; porum; smoel; )
    the phiz; the face; the phizog; the trap
    • phiz [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
    • phizog [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trap [the ~] zelfstandig naamwoord
    the mug
    – the human face (`kisser' and `smiler' and `mug' are informal terms for `face' and `phiz' is British) 1
    • mug [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snoet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie aangezicht; bek; facie; front; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; pui; smoel; smoelwerk; tater; vlak; voorgevel; voorkant; voorzijde; waffel
mug bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie beker; coupe; drinkbeker; drinkglas; facie; glas; glazen pul; haarlijn; haarsnit; haarstijl; kopje; kroes; mok; pul
phiz bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
phizog bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
trap bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie hinderlaag; karretje; trap; val; valkuil; valstrik; wagentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face confronteren; hoofd bieden; onder ogen zien; trotseren
mug overvallen
trap grijpen; klauwen; overlappen; pakken; vangen; vatten; verstrikken

Verwante woorden van "snoet":

  • snoeten, snoetje, snoetjes

Wiktionary: snoet

snoet
noun
  1. nose of a man, (in contempt)