Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. terroriseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor terroriseren (Nederlands) in het Engels

terroriseren:

terroriseren werkwoord (terroriseer, terroriseert, terroriseerde, terroriseerden, geterroriseerd)

  1. terroriseren (intimideren; tiranniseren; vrees aanjagen)
    to terrorize; to intimidate; to bully; to startle; to badger; to browbeat; to frighten; to overawe; to terrorise
    • terrorize werkwoord, Amerikaans (terrorizes, terrorized, terrorizing)
    • intimidate werkwoord (intimidates, intimidated, intimidating)
    • bully werkwoord (bullies, bullied, bullying)
    • startle werkwoord (startles, startled, startling)
    • badger werkwoord (badgers, badgered, badgering)
    • browbeat werkwoord (browbeats, browbeated, browbeating)
    • frighten werkwoord (frightens, frightened, frightening)
    • overawe werkwoord (overawes, overawed, overawing)
    • terrorise werkwoord, Brits

Conjugations for terroriseren:

o.t.t.
  1. terroriseer
  2. terroriseert
  3. terroriseert
  4. terroriseren
  5. terroriseren
  6. terroriseren
o.v.t.
  1. terroriseerde
  2. terroriseerde
  3. terroriseerde
  4. terroriseerden
  5. terroriseerden
  6. terroriseerden
v.t.t.
  1. heb geterroriseerd
  2. hebt geterroriseerd
  3. heeft geterroriseerd
  4. hebben geterroriseerd
  5. hebben geterroriseerd
  6. hebben geterroriseerd
v.v.t.
  1. had geterroriseerd
  2. had geterroriseerd
  3. had geterroriseerd
  4. hadden geterroriseerd
  5. hadden geterroriseerd
  6. hadden geterroriseerd
o.t.t.t.
  1. zal terroriseren
  2. zult terroriseren
  3. zal terroriseren
  4. zullen terroriseren
  5. zullen terroriseren
  6. zullen terroriseren
o.v.t.t.
  1. zou terroriseren
  2. zou terroriseren
  3. zou terroriseren
  4. zouden terroriseren
  5. zouden terroriseren
  6. zouden terroriseren
en verder
  1. ben geterroriseerd
  2. bent geterroriseerd
  3. is geterroriseerd
  4. zijn geterroriseerd
  5. zijn geterroriseerd
  6. zijn geterroriseerd
diversen
  1. terroriseer!
  2. terroriseert!
  3. geterroriseerd
  4. terroriserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor terroriseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
badger das
bully bullebak; bullebijter; despoot; kwelduivel; overheerser; pestkop; plaaggeest; tiran; treiteraar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
badger intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen aanleiding geven tot; chicaneren; dwarszitten; foppen; harrewarren; in de maling nemen; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; ophitsen; provoceren; te pakken nemen; uitdagen; uitlokken; voor de gek houden; wegpesten
browbeat intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen intimideren; onder druk zetten; ringeloren; tiranniseren
bully intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen intimideren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; ringeloren; sarren; tarten; tergen; tiranniseren; treiteren
frighten intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; benauwen; doen schrikken; laten schrikken; schokken; verschrikken
intimidate intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen intimideren; onder druk zetten
overawe intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen intimideren; onder druk zetten
startle intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen iets onverwachts doen; laten schrikken; ontstellen; schokken; verontrusten; verrassen
terrorise intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
terrorize intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen

Wiktionary: terroriseren

terroriseren
verb
  1. in de greep van angst houden, terreur uitoefenen