Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. terugval:
  2. terugvallen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor terugval:
    • setback


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor terugval (Nederlands) in het Engels

terugval:

terugval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de terugval (recidive)
    the recidivism; the relapse

Vertaal Matrix voor terugval:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
recidivism recidive; terugval
relapse recidive; terugval achteruitgang; inzinking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
relapse in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken

Verwante woorden van "terugval":


Wiktionary: terugval

terugval
noun
  1. downward movement, fall

terugvallen:

terugvallen werkwoord (val terug, valt terug, viel terug, vielen terug, teruggevallen)

  1. terugvallen (achteropraken)
    to fall back; to drop back; to fall behind; to lose ground; to give ground
    • fall back werkwoord (falls back, fell back, falling back)
    • drop back werkwoord (drops back, dropped back, dropping back)
    • fall behind werkwoord (falls behind, fell behind, falling behind)
    • lose ground werkwoord (loses ground, lost ground, losing ground)
    • give ground werkwoord (gives ground, gave ground, giving ground)

Conjugations for terugvallen:

o.t.t.
  1. val terug
  2. valt terug
  3. valt terug
  4. vallen terug
  5. vallen terug
  6. vallen terug
o.v.t.
  1. viel terug
  2. viel terug
  3. viel terug
  4. vielen terug
  5. vielen terug
  6. vielen terug
v.t.t.
  1. ben teruggevallen
  2. bent teruggevallen
  3. is teruggevallen
  4. zijn teruggevallen
  5. zijn teruggevallen
  6. zijn teruggevallen
v.v.t.
  1. was teruggevallen
  2. was teruggevallen
  3. was teruggevallen
  4. waren teruggevallen
  5. waren teruggevallen
  6. waren teruggevallen
o.t.t.t.
  1. zal terugvallen
  2. zult terugvallen
  3. zal terugvallen
  4. zullen terugvallen
  5. zullen terugvallen
  6. zullen terugvallen
o.v.t.t.
  1. zou terugvallen
  2. zou terugvallen
  3. zou terugvallen
  4. zouden terugvallen
  5. zouden terugvallen
  6. zouden terugvallen
diversen
  1. val terug!
  2. valt terug!
  3. teruggevallen
  4. terugvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

terugvallen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. terugvallen (sterk in waarde dalen; inzakken; kelderen)
    the collapsing; the slumping; the plummeting; the sliding; the going down

Vertaal Matrix voor terugvallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collapsing inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen achteruitgang; ineenstorten; instorten; inzakking; inzinking
going down inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen wegzakken
plummeting inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
sliding inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
slumping inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drop back achteropraken; terugvallen
fall back achteropraken; terugvallen
fall behind achteropraken; terugvallen
give ground achteropraken; terugvallen
lose ground achteropraken; terugvallen wijken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sliding schuif-

Verwante woorden van "terugvallen":


Wiktionary: terugvallen

terugvallen
verb
  1. move downwards

Cross Translation:
FromToVia
terugvallen lapse; droop; hang; hang down retombertomber encore.