Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. uitwassen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitwassen (Nederlands) in het Engels

uitwassen:

uitwassen werkwoord (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)

  1. uitwassen (wassen)
    to wash; to rinse out; to clean; to flush away; to purify
    • wash werkwoord (washes, washed, washing)
    • rinse out werkwoord (rinses out, rinsed out, rinsing out)
    • clean werkwoord (cleans, cleaned, cleaning)
    • flush away werkwoord (flushes away, flushed away, flushing away)
    • purify werkwoord (purifies, purified, purifying)
  2. uitwassen
    to outgrow; to wash out; to grow into; to swab out
    • outgrow werkwoord (outgrows, outgrew, outgrowing)
    • wash out werkwoord (washes out, washed out, washing out)
    • grow into werkwoord (grows into, grew into, growing into)
    • swab out werkwoord (swabs out, swabbed out, swabbing out)

Conjugations for uitwassen:

o.t.t.
  1. was uit
  2. wast uit
  3. wast uit
  4. wassen uit
  5. wassen uit
  6. wassen uit
o.v.t.
  1. waste uit
  2. waste uit
  3. waste uit
  4. wasten uit
  5. wasten uit
  6. wasten uit
v.t.t.
  1. heb uitgewassen
  2. hebt uitgewassen
  3. heeft uitgewassen
  4. hebben uitgewassen
  5. hebben uitgewassen
  6. hebben uitgewassen
v.v.t.
  1. had uitgewassen
  2. had uitgewassen
  3. had uitgewassen
  4. hadden uitgewassen
  5. hadden uitgewassen
  6. hadden uitgewassen
o.t.t.t.
  1. zal uitwassen
  2. zult uitwassen
  3. zal uitwassen
  4. zullen uitwassen
  5. zullen uitwassen
  6. zullen uitwassen
o.v.t.t.
  1. zou uitwassen
  2. zou uitwassen
  3. zou uitwassen
  4. zouden uitwassen
  5. zouden uitwassen
  6. zouden uitwassen
en verder
  1. ben uitgewassen
  2. bent uitgewassen
  3. is uitgewassen
  4. zijn uitgewassen
  5. zijn uitgewassen
  6. zijn uitgewassen
diversen
  1. was uit!
  2. wast uit!
  3. uitgewassen
  4. uitwassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitwassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wash golfslag; kielwater; kielzog; omslaan van golven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clean uitwassen; wassen bergen; opruimen; reinigen; schonen; schoonmaken; schoonpoetsen; zemen; zuiveren
flush away uitwassen; wassen
grow into uitwassen ingroeien; ontgroeien
outgrow uitwassen ontgroeien
purify uitwassen; wassen in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
rinse out uitwassen; wassen omspoelen; omspoelen met water; uitspoelen
swab out uitwassen
wash uitwassen; wassen afspoelen; omspoelen met water; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitspoelen; zuiveren
wash out uitwassen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clean deugdzaam; eerzaam; gewoonweg; gladweg; hygienisch; kuis; net; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; rein; ronduit; schoon; zedig; zindelijk; zuiver

Wiktionary: uitwassen


Cross Translation:
FromToVia
uitwassen wash; launder lavernettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide.