Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. van wal gaan:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor van wal gaan (Nederlands) in het Engels

van wal gaan:

van wal gaan werkwoord (ga van wal, gaat van wal, ging van wal, gingen van wal, van wal gegaan)

  1. van wal gaan (van wal steken)
    to embark; to start
    • embark werkwoord (embarks, embarked, embarking)
    • start werkwoord (starts, started, starting)
  2. van wal gaan (afvaren; uitvaren)
    to set sail; to sail
    • set sail werkwoord (sets sail, set sail, setting sail)
    • sail werkwoord (sails, sailed, sailing)

Conjugations for van wal gaan:

o.t.t.
  1. ga van wal
  2. gaat van wal
  3. gaat van wal
  4. gaan van wal
  5. gaan van wal
  6. gaan van wal
o.v.t.
  1. ging van wal
  2. ging van wal
  3. ging van wal
  4. gingen van wal
  5. gingen van wal
  6. gingen van wal
v.t.t.
  1. ben van wal gegaan
  2. bent van wal gegaan
  3. is van wal gegaan
  4. zijn van wal gegaan
  5. zijn van wal gegaan
  6. zijn van wal gegaan
v.v.t.
  1. was van wal gegaan
  2. was van wal gegaan
  3. was van wal gegaan
  4. waren van wal gegaan
  5. waren van wal gegaan
  6. waren van wal gegaan
o.t.t.t.
  1. zal van wal gaan
  2. zult van wal gaan
  3. zal van wal gaan
  4. zullen van wal gaan
  5. zullen van wal gaan
  6. zullen van wal gaan
o.v.t.t.
  1. zou van wal gaan
  2. zou van wal gaan
  3. zou van wal gaan
  4. zouden van wal gaan
  5. zouden van wal gaan
  6. zouden van wal gaan
diversen
  1. ga van wal!
  2. gaat van wal!
  3. van wal gegaan
  4. van wal gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor van wal gaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
start aanvang; aanzet; begin; initiatief; inzet; opening; start
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
embark van wal gaan; van wal steken aan boord gaan; aan boord klimmen; inschepen; scheep gaan; verschepen
sail afvaren; uitvaren; van wal gaan aanhouden op; aansturen op; afreizen; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; bevaren; bezeilen; heengaan; navigeren; varen; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken; zeilen
set sail afvaren; uitvaren; van wal gaan uitzeilen
start van wal gaan; van wal steken aanbinden; aanbreken; aandoen; aangaan; aanknopen; aanmaken; aanvangen; aanzetten; afreizen; beginnen; een begin nemen; heengaan; inleiden; inluiden; inschakelen; intreden; inzetten; lanceren; omhoogkomen; ondernemen; op de markt brengen; op gang komen; openen; opstarten; opstijgen; opvliegen; starten; uitgeven; van start gaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken

Verwante vertalingen van van wal gaan