Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vastgegroeid:
  2. vastgroeien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastgegroeid (Nederlands) in het Engels

vastgegroeid:

vastgegroeid bijvoeglijk naamwoord

  1. vastgegroeid (als met wortels ingegroeid; geworteld; verstokt; ingeworteld)
    deep-seated; entrenched; rooted; inveterate; incorrigible
    ingrained
    – (used especially of ideas or principles) deeply rooted; firmly fixed or held 1
    • ingrained bijvoeglijk naamwoord
      • ingrained habits of a lifetime1

Vertaal Matrix voor vastgegroeid:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deep-seated als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt diep; diepgeworteld; diepliggend
entrenched als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt
incorrigible als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt onverbeterlijk
ingrained als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt diepgeworteld
rooted als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inveterate als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt onverbeterlijk

Verwante woorden van "vastgegroeid":

  • vastgegroeide

vastgroeien:

vastgroeien werkwoord (groei vast, groeit vast, groeide vast, groeiden vast, vastgegroeid)

  1. vastgroeien (wortel schieten; wortelen)
    to root; to be rooted; to take root
    • root werkwoord (roots, rooted, rooting)
    • be rooted werkwoord (is rooted, being rooted)
    • take root werkwoord (takes root, took root, taking root)

Conjugations for vastgroeien:

o.t.t.
  1. groei vast
  2. groeit vast
  3. groeit vast
  4. groeien vast
  5. groeien vast
  6. groeien vast
o.v.t.
  1. groeide vast
  2. groeide vast
  3. groeide vast
  4. groeiden vast
  5. groeiden vast
  6. groeiden vast
v.t.t.
  1. ben vastgegroeid
  2. bent vastgegroeid
  3. is vastgegroeid
  4. zijn vastgegroeid
  5. zijn vastgegroeid
  6. zijn vastgegroeid
v.v.t.
  1. was vastgegroeid
  2. was vastgegroeid
  3. was vastgegroeid
  4. waren vastgegroeid
  5. waren vastgegroeid
  6. waren vastgegroeid
o.t.t.t.
  1. zal vastgroeien
  2. zult vastgroeien
  3. zal vastgroeien
  4. zullen vastgroeien
  5. zullen vastgroeien
  6. zullen vastgroeien
o.v.t.t.
  1. zou vastgroeien
  2. zou vastgroeien
  3. zou vastgroeien
  4. zouden vastgroeien
  5. zouden vastgroeien
  6. zouden vastgroeien
diversen
  1. groei vast!
  2. groeit vast!
  3. vastgegroeid
  4. vastgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastgroeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
root hoofdmap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be rooted vastgroeien; wortel schieten; wortelen
root vastgroeien; wortel schieten; wortelen doorwroeten; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
take root vastgroeien; wortel schieten; wortelen postvatten