Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vastgesteld:
  2. vaststellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastgesteld (Nederlands) in het Engels

vastgesteld:

vastgesteld bijvoeglijk naamwoord

  1. vastgesteld (definitief; vaststaand; permanent)
    definite; established; final

Vertaal Matrix voor vastgesteld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
final einde; eindstrijd; finale
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
definite definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand geprononceerd; markant; onafwendbaar; ondubbelzinnig; onherroepelijk; onmiskenbaar; onontkoombaar; onvermijdelijk; uitgesproken
established definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand gevestigd; gezeten; metterwoon
final definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand absoluut; achterste; beslissend; definitief; definitieve; doorslaggevend; finaal; laatste; onverandelijk; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; terminaal; uiteindelijk; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorgoed; zeker

Verwante woorden van "vastgesteld":

  • vastgestelde

vaststellen:

vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)

  1. vaststellen (determineren; bepalen)
    to determine; to identify
    • determine werkwoord (determines, determined, determining)
    • identify werkwoord (identifies, indentified, identifying)
    to establish
    – establish the validity of something, as by an example, explanation or experiment 1
    • establish werkwoord (establishes, established, establishing)
  2. vaststellen (constateren)
    to establish
    – establish the validity of something, as by an example, explanation or experiment 1
    • establish werkwoord (establishes, established, establishing)
    to ascertain; to identify
    • ascertain werkwoord (ascertains, ascertained, ascertaining)
    • identify werkwoord (identifies, indentified, identifying)

Conjugations for vaststellen:

o.t.t.
  1. stel vast
  2. stelt vast
  3. stelt vast
  4. stellen vast
  5. stellen vast
  6. stellen vast
o.v.t.
  1. stelde vast
  2. stelde vast
  3. stelde vast
  4. stelden vast
  5. stelden vast
  6. stelden vast
v.t.t.
  1. heb vastgesteld
  2. hebt vastgesteld
  3. heeft vastgesteld
  4. hebben vastgesteld
  5. hebben vastgesteld
  6. hebben vastgesteld
v.v.t.
  1. had vastgesteld
  2. had vastgesteld
  3. had vastgesteld
  4. hadden vastgesteld
  5. hadden vastgesteld
  6. hadden vastgesteld
o.t.t.t.
  1. zal vaststellen
  2. zult vaststellen
  3. zal vaststellen
  4. zullen vaststellen
  5. zullen vaststellen
  6. zullen vaststellen
o.v.t.t.
  1. zou vaststellen
  2. zou vaststellen
  3. zou vaststellen
  4. zouden vaststellen
  5. zouden vaststellen
  6. zouden vaststellen
en verder
  1. ben vastgesteld
  2. bent vastgesteld
  3. is vastgesteld
  4. zijn vastgesteld
  5. zijn vastgesteld
  6. zijn vastgesteld
diversen
  1. stel vast!
  2. stelt vast!
  3. vastgesteld
  4. vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vaststellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vaststellen (bepalen)
    the determine

Vertaal Matrix voor vaststellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
determine bepalen; vaststellen bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ascertain constateren; vaststellen vergewissen
determine bepalen; determineren; vaststellen bepalen; bestemmen; definiëren; omschrijven
establish bepalen; constateren; determineren; vaststellen aanstellen; benoemen; bouwen; construeren; installeren; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; optrekken; overeindzetten; settelen; stichten; vestigen
identify bepalen; constateren; determineren; vaststellen bestemmen; herkennen; identificeren; identiteit vaststellen; legitimeren; vereenzelvigen
- bepalen; beslissen; besluiten; constateren; uitmaken

Synoniemen voor "vaststellen":


Verwante definities voor "vaststellen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt2
    • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden2
  2. zien dat het zo is2
    • hij stelde vast dat ze groene ogen had2

Wiktionary: vaststellen

vaststellen
verb
  1. bevestigen dat iets zo is.
vaststellen
verb
  1. To prove and cause to be accepted as true; to establish a fact; to demonstrate
  2. to set the limits of
  3. find out; discover or establish
  4. to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of
  5. to prearrange unalterably

Cross Translation:
FromToVia
vaststellen notice constater — vx|fr Rendre évident.
vaststellen fix; affix; attach; determine; fasten; secure; set; stick; appoint; define; allot fixerattacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.