Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. versmaden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor versmaden (Nederlands) in het Engels

versmaden:

versmaden werkwoord (versmaad, versmaadt, versmaadde, versmaadden, versmaad)

  1. versmaden (laten passeren)
    to spurn; to scorn
    • spurn werkwoord (spurns, spurned, spurning)
    • scorn werkwoord (scorns, scorned, scorning)

Conjugations for versmaden:

o.t.t.
  1. versmaad
  2. versmaadt
  3. versmaadt
  4. versmaden
  5. versmaden
  6. versmaden
o.v.t.
  1. versmaadde
  2. versmaadde
  3. versmaadde
  4. versmaadden
  5. versmaadden
  6. versmaadden
v.t.t.
  1. heb versmaad
  2. hebt versmaad
  3. heeft versmaad
  4. hebben versmaad
  5. hebben versmaad
  6. hebben versmaad
v.v.t.
  1. had versmaad
  2. had versmaad
  3. had versmaad
  4. hadden versmaad
  5. hadden versmaad
  6. hadden versmaad
o.t.t.t.
  1. zal versmaden
  2. zult versmaden
  3. zal versmaden
  4. zullen versmaden
  5. zullen versmaden
  6. zullen versmaden
o.v.t.t.
  1. zou versmaden
  2. zou versmaden
  3. zou versmaden
  4. zouden versmaden
  5. zouden versmaden
  6. zouden versmaden
diversen
  1. versmaad!
  2. versmaadt!
  3. versmaad
  4. versmadend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor versmaden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scorn aanfluiting; bespotting; gespot; hatelijke opmerking; hatelijkheid; hoon; ironie; sarcasme; schamperheid; smaad; spot; spotternij; stekeligheid; versmading
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scorn laten passeren; versmaden denigreren; geringschatten; kleineren; minachten; neerkijken op; verachten
spurn laten passeren; versmaden afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen

Wiktionary: versmaden

versmaden
verb
  1. to regard someone with strong contempt
  2. to reject disdainfully

Cross Translation:
FromToVia
versmaden disdain; overlook; neglect; fail; dislike; despise; infringe; profane; violate; disparage; scorn dédaignerconsidérer avec dédain.
versmaden detest; abhor; abominate; loathe; dislike détester — (vieilli) maudire.