Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. waggelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor waggelen (Nederlands) in het Engels

waggelen:

waggelen werkwoord (waggel, waggelt, waggelde, waggelden, gewaggeld)

  1. waggelen
    waddle; to sway; to stagger
    • waddle werkwoord
    • sway werkwoord (sways, swayed, swaying)
    • stagger werkwoord (staggers, staggered, staggering)

Conjugations for waggelen:

o.t.t.
  1. waggel
  2. waggelt
  3. waggelt
  4. waggelen
  5. waggelen
  6. waggelen
o.v.t.
  1. waggelde
  2. waggelde
  3. waggelde
  4. waggelden
  5. waggelden
  6. waggelden
v.t.t.
  1. heb gewaggeld
  2. hebt gewaggeld
  3. heeft gewaggeld
  4. hebben gewaggeld
  5. hebben gewaggeld
  6. hebben gewaggeld
v.v.t.
  1. had gewaggeld
  2. had gewaggeld
  3. had gewaggeld
  4. hadden gewaggeld
  5. hadden gewaggeld
  6. hadden gewaggeld
o.t.t.t.
  1. zal waggelen
  2. zult waggelen
  3. zal waggelen
  4. zullen waggelen
  5. zullen waggelen
  6. zullen waggelen
o.v.t.t.
  1. zou waggelen
  2. zou waggelen
  3. zou waggelen
  4. zouden waggelen
  5. zouden waggelen
  6. zouden waggelen
diversen
  1. waggel!
  2. waggelt!
  3. gewaggeld
  4. waggelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor waggelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sway slingerende beweging; slingering; zwaai
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stagger waggelen overdonderen; verbluffen; wankelen
sway waggelen heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wankelen; wiebelen; wiegelen; wiegen
waddle waggelen

Wiktionary: waggelen

waggelen
verb
  1. sway or tilt violently back and forth
  2. to walk in an awkward, drunken fashion
  3. tilt back and forth on an edge
  4. To walk with short steps, tilting the body from side to side

Cross Translation:
FromToVia
waggelen hesitate; waver; falter; rock; stagger; totter; vacillate; wobble barguigner — (familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
waggelen hesitate; at a loss for words; waver; falter; pause hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.