Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor werklust (Nederlands) in het Engels

werklust:

werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de werklust (daadkracht; momentum; esprit; )
    the thoroughness; the energy; the momentum; the impetus; the strength; the spunk; the spirit; the jenever; the drive; the gin; the soul
    • thoroughness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • energy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • momentum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • impetus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • strength [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spunk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spirit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jenever [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drive [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • soul [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de werklust (vlijt; nijverheid; ijverigheid; )
    the diligence; the fervour; the diligentness; the zeal; the assiduity; the industriousness; the industry; the fervor

Vertaal Matrix voor werklust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assiduity ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid elan; gloed; pit; vlam; vuur
diligence ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid activiteit; ambitie; arbeid; arbeidzaamheid; aspiratie; bedrijvigheid; bezigheid; devotie; elan; genegenheid; gloed; ijver; inzet; overgave; pit; streven; toegewijdheid; toewijding; trouw; vlam; vuur; werkzaamheid; zorgzaamheid
diligentness ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
drive aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrift; aandrijving; autorijden; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; excursie; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing
energy aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arbeidskracht; arbeidsvermogen; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
fervor ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid animo; belangstelling; elan; fascinatie; felheid; geboeidheid; genegenheid; gloed; heftigheid; hevigheid; innigheid; intensiteit; interesse; kracht; liefde; pit; vlam; vuur; zin
fervour ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid animo; belangstelling; elan; fascinatie; felheid; geboeidheid; genegenheid; gloed; heftigheid; hevigheid; innigheid; intensiteit; interesse; kracht; liefde; pit; vlam; vuur; zin
gin aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
impetus aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing
industriousness ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
industry ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid activiteit; arbeid; bedrijf; bedrijvigheid; bezigheid; firma; industrie; onderneming; tak van nijverheid; werkzaamheid; zaak
jenever aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust jajem; jenever
momentum aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid
soul aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; geaardheid; gemoed; inborst; innerlijk; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; psyche; ziel
spirit aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust gedistilleerde drank; gestookte alcohol; innerlijk; psyche; spiritus
spunk aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
strength aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; energie; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; geweld; kracht; macht; spierkracht; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stevigheid; vastberadenheid; vermogen
thoroughness aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; doortastendheid; gedegenheid; goede kwaliteit; grondigheid; soliditeit; stevigheid
zeal ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezetenheid; bezigheid; drift; elan; gloed; hartstocht; obsessie; passie; pit; vlam; vuur; werkzaamheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeal toegewijd

Wiktionary: werklust

werklust
noun
  1. tendency to work persistently