Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zetelend:
  2. zetelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zetelend (Nederlands) in het Engels

zetelend:

zetelend bijvoeglijk naamwoord

  1. zetelend (woonachtig; gevestigd)
    residing; settled; living
    resident
    – living in a particular place 1
    • resident bijvoeglijk naamwoord
      • resident aliens1

Vertaal Matrix voor zetelend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
living huiskamer; verblijven; woonkamer; zitkamer
resident bewoner; huisbewoner; interne; inwonende; inwoner; kamerbewoner; stagiair
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
living gevestigd; woonachtig; zetelend in leven; levend
resident gevestigd; woonachtig; zetelend gedomicilieerd
residing gevestigd; woonachtig; zetelend
settled gevestigd; woonachtig; zetelend afgehandeld; gesetteld; gevestigd; metterwoon

zetelend vorm van zetelen:

zetelen werkwoord (zetel, zetelt, zetelde, zetelden, gezeteld)

  1. zetelen (gevestigd zijn; resideren; gezeten zijn)
    to reside; to be established; to have one's seat
    • reside werkwoord (resides, resided, residing)
    • be established werkwoord (is established, being established)
    • have one's seat werkwoord (has one's seat, had one's seat, having one's seat)

Conjugations for zetelen:

o.t.t.
  1. zetel
  2. zetelt
  3. zetelt
  4. zetelen
  5. zetelen
  6. zetelen
o.v.t.
  1. zetelde
  2. zetelde
  3. zetelde
  4. zetelden
  5. zetelden
  6. zetelden
v.t.t.
  1. heb gezeteld
  2. hebt gezeteld
  3. heeft gezeteld
  4. hebben gezeteld
  5. hebben gezeteld
  6. hebben gezeteld
v.v.t.
  1. had gezeteld
  2. had gezeteld
  3. had gezeteld
  4. hadden gezeteld
  5. hadden gezeteld
  6. hadden gezeteld
o.t.t.t.
  1. zal zetelen
  2. zult zetelen
  3. zal zetelen
  4. zullen zetelen
  5. zullen zetelen
  6. zullen zetelen
o.v.t.t.
  1. zou zetelen
  2. zou zetelen
  3. zou zetelen
  4. zouden zetelen
  5. zouden zetelen
  6. zouden zetelen
diversen
  1. zetel!
  2. zetelt!
  3. gezeteld
  4. zetelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zetelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be established gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; zetelen leven; logeren; resideren; verblijven; wonen
have one's seat gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; zetelen leven; logeren; resideren; verblijven; wonen
reside gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; zetelen bewonen; leven; logeren; resideren; uithangen; verblijfplaats hebben; verblijven; wonen; zich bevinden; zijn

Verwante woorden van "zetelen":


Wiktionary: zetelen


Cross Translation:
FromToVia
zetelen reside residierenvon regierenden Fürsten, geistlichen Würdenträgern oder ähnlich hochgestellten Personen: einen Ort als Wohnsitz und Amtssitz haben
zetelen sit enthroned; be enthroned thronen — (intransitiv) auf einem Thron sitzen, als Monarch regieren
zetelen sit seoir — S’asseoir , s’installer