Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zorg (Nederlands) in het Engels

zorg:

zorg [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zorg (bezorgdheid; verontrusting; bekommernis; ongerustheid; kommer)
    the concern; the worry; the anxiety; the uneasiness; the alarm
    • concern [the ~] zelfstandig naamwoord
    • worry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • anxiety [the ~] zelfstandig naamwoord
    • uneasiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • alarm [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de zorg (verpleging; verzorging)
    the care; the nursing; the provision; the maintenance; the concern; the service; the worry
    • care [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nursing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • provision [the ~] zelfstandig naamwoord
    • maintenance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • concern [the ~] zelfstandig naamwoord
    • service [the ~] zelfstandig naamwoord
    • worry [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de zorg (beheer; toezicht; controle; )
    the supervision; the control; the surveillance; the administration; the management; the guardianship
  4. de zorg (verzorging)
    the care; the provision; the nursing; the service
    • care [the ~] zelfstandig naamwoord
    • provision [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nursing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • service [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zorg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administration beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg aanwenden; aanwending; administratie; gebruik; gezag; gouvernement; kabinet; regering; toediening; toepassing
alarm bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg alarm; alarminstallatie; alarmsignaal; noodsignaal; ontsteltenis; schrik; verbijstering
anxiety bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg angst; bangheid; beschroomdheid; schroom; vrees
care verpleging; verzorging; zorg bewaking; controle; hoede; surveillance; verschaffing; voorziening
concern bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; verpleging; verzorging; zorg bedrijf; concern; corporatie; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; maatschap; maatschappij; onderneming; vennootschap; zaak
control beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg afstelknop; beheersing; bestrijding; besturing; besturingselement; bewaking; controle; hoede; mate van bekwaamheid; surveillance; voogdij; zeggenschap; zelfbeheersing
guardianship beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg voogdij; voogdijschap; zeggenschap
maintenance verpleging; verzorging; zorg behoud; conservatie; handhaving; instandhouding; kost; onderhoud; onderhoudsgeld; verschaffing; verzorging; voedsel; voorziening
management beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bedrijfsleiding; bedrijfsvoering; beheer; bestuur; directie; leiding; management; politiek
nursing verpleging; verzorging; zorg borstvoeding; verpleegkunde; verpleging; verschaffing; voorziening
provision verpleging; verzorging; zorg boekhoudkundige reserve; levensmiddel; maatregel; schikking; verschaffing; voorziening
service verpleging; verzorging; zorg bediening; dienst; diensten; gunst; herstelling van materiaal; instituut; kerkviering; kuising; mis; onderhoudsbeurt; opdienen; opruiming; reinigen; reiniging; revisie; schoonmaak; schoonmaken; serveren; service; serviceverlening; uitserveren; verschaffing; voorziening; zuivering
supervision beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg beheer; bestuur; bewaking; controle; directie; hoede; leiding; overzien; supervisie; surveillance; toezicht houden
surveillance beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bewaking; controle; hoede; kaartcontrole; surveillance; voorhechtenis
uneasiness bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg
worry bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; verpleging; verzorging; zorg getob; kopzorg
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarm alarmeren; beangstigen; benauwen; ongerust maken; ontstellen; verontrusten
care verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
concern aangaan; belang inboezemen; beroeren; betreffen; ontroeren; raken; slaan op; treffen; zorg inboezemen
control bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
provision bevoorraden; inrichten
service van dienst zijn
worry aftobben; bezorgd wezen; in zorg zijn; tobben
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
service dienstverlenend; dienstverlenende

Verwante woorden van "zorg":


Verwante definities voor "zorg":

  1. angst dat het verkeerd af zal lopen1
    • hij had veel zorg over zijn drie kinderen1

Wiktionary: zorg

zorg
noun
  1. verpleging, voorzien in een behoefte
zorg
noun
  1. that which affects one's welfare or happiness
  2. close attention, concern or responsibility
  3. -

Cross Translation:
FromToVia
zorg anxiety; agitation; concern; disquiet; fear; trouble; unease; trepidation inquiétudeétat de celui qui est inquiet, qui n’a pas le repos moral.
zorg care; concern soin — attention

zorgen:

zorgen werkwoord (zorg, zorgt, zorgde, zorgden, gezorgd)

  1. zorgen (zorg dragen)
    to take care; to see to; to look after
    • take care werkwoord (takes care, took care, taking care)
    • see to werkwoord (sees to, saw to, seeing to)
    • look after werkwoord (looks after, looked after, looking after)
  2. zorgen (leiden tot iets)

Conjugations for zorgen:

o.t.t.
  1. zorg
  2. zorgt
  3. zorgt
  4. zorgen
  5. zorgen
  6. zorgen
o.v.t.
  1. zorgde
  2. zorgde
  3. zorgde
  4. zorgden
  5. zorgden
  6. zorgden
v.t.t.
  1. heb gezorgd
  2. hebt gezorgd
  3. heeft gezorgd
  4. hebben gezorgd
  5. hebben gezorgd
  6. hebben gezorgd
v.v.t.
  1. had gezorgd
  2. had gezorgd
  3. had gezorgd
  4. hadden gezorgd
  5. hadden gezorgd
  6. hadden gezorgd
o.t.t.t.
  1. zal zorgen
  2. zult zorgen
  3. zal zorgen
  4. zullen zorgen
  5. zullen zorgen
  6. zullen zorgen
o.v.t.t.
  1. zou zorgen
  2. zou zorgen
  3. zou zorgen
  4. zouden zorgen
  5. zouden zorgen
  6. zouden zorgen
diversen
  1. zorg!
  2. zorgt!
  3. gezorgd
  4. zorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zorgen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zorgen (sores; problemen; moeilijkheden)
    the discomforts; the troubles; the problems; the misery

Vertaal Matrix voor zorgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discomforts moeilijkheden; problemen; sores; zorgen
misery moeilijkheden; problemen; sores; zorgen ellende; kommer; kwel; leed; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; pijn; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
problems moeilijkheden; problemen; sores; zorgen beroeringen; defecten; kwestie; kwesties; narigheden; ongemakken; ongerieven; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; vraagstuk; zwaarte
troubles moeilijkheden; problemen; sores; zorgen beroeringen; defecten; narigheden; ongemakken; ongerieven; problemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lead to something leiden tot iets; zorgen
look after zorg dragen; zorgen achteruitkijken; behartigen; nakijken; nazien; omkijken; omzien; terugkijken; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
see to zorg dragen; zorgen
take care zorg dragen; zorgen aandacht erbij houden; behandelen; opletten; oppassen; uitkijken; verzorgen; voorzichtig zijn; zorgdragen

Verwante woorden van "zorgen":


Verwante definities voor "zorgen":

  1. het laten gebeuren1
    • zorg dat je op tijd komt1
  2. moeite doen om iets of iemand in een goede toestand te brengen of te houden1
    • Sandra zorgt voor het konijn1

Wiktionary: zorgen

zorgen
verb
  1. to verify; to recheck; to use extra care or caution
  2. to be concerned about
  3. be troubled

Cross Translation:
FromToVia
zorgen care; worry sorgen — (reflexiv) um etwas/jemanden, wegen etwas/jemandem: sich ernsthaft Gedanken machen zu etwas/jemandem
zorgen care; tend sorgen — (transitiv) sich um das Wohl von jemandem oder etwas bemühen
zorgen provide; supply versorgen — (transitiv) jemandem oder einer Sache Nötiges zuführen
zorgen look after; maintain; take care of; care for; attend; cure; treat; heal; remedy; nurse; tend to; care soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Verwante vertalingen van zorg