Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zwoegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwoegen (Nederlands) in het Engels

zwoegen:

zwoegen werkwoord (zwoeg, zwoegt, zwoegde, zwoegden, gezwoegd)

  1. zwoegen (zich afsloven; ploeteren; sloven; )
    to drudge; to slave away; to work to pieces; to slave; to work oneself to the bone; to put oneself out; to go out of one's way
    • drudge werkwoord (drudges, drudged, drudging)
    • slave away werkwoord (slaves away, slaved away, slaving away)
    • work to pieces werkwoord (works to pieces, worked to pieces, working to pieces)
    • slave werkwoord (slaves, slaved, slaving)
    • work oneself to the bone werkwoord (works oneself to the bone, worked oneself to the bone, working oneself to the bone)
    • put oneself out werkwoord (puts oneself out, put oneself out, putting oneself out)
    • go out of one's way werkwoord (goes out of one's way, went out of one's way, going out of one's way)

Conjugations for zwoegen:

o.t.t.
  1. zwoeg
  2. zwoegt
  3. zwoegt
  4. zwoegen
  5. zwoegen
  6. zwoegen
o.v.t.
  1. zwoegde
  2. zwoegde
  3. zwoegde
  4. zwoegden
  5. zwoegden
  6. zwoegden
v.t.t.
  1. heb gezwoegd
  2. hebt gezwoegd
  3. heeft gezwoegd
  4. hebben gezwoegd
  5. hebben gezwoegd
  6. hebben gezwoegd
v.v.t.
  1. had gezwoegd
  2. had gezwoegd
  3. had gezwoegd
  4. hadden gezwoegd
  5. hadden gezwoegd
  6. hadden gezwoegd
o.t.t.t.
  1. zal zwoegen
  2. zult zwoegen
  3. zal zwoegen
  4. zullen zwoegen
  5. zullen zwoegen
  6. zullen zwoegen
o.v.t.t.
  1. zou zwoegen
  2. zou zwoegen
  3. zou zwoegen
  4. zouden zwoegen
  5. zouden zwoegen
  6. zouden zwoegen
diversen
  1. zwoeg!
  2. zwoegt!
  3. gezwoegd
  4. zwoegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zwoegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drudge huissloof; moeke; sloof
slave dienstslaaf; lijfeigene; slaaf; slavin
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drudge afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen woelen; wroeten; wurmen
go out of one's way afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven; zich uitsloven
put oneself out afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven
slave afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slave away afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
work oneself to the bone afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen uitsloven
work to pieces afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put oneself out uitgesloofd

Wiktionary: zwoegen

zwoegen
verb
  1. informal: to work hard