Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. homo:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor homo:
    • fag
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. homo:
    Het woord homo is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van engels naar nederlands.


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor homo (Nederlands) in het Engels

homo:

homo bijvoeglijk naamwoord

  1. homo (homofiel; homoseksueel)
    pansy; gay; homosexual; queer; sissy
    • pansy bijvoeglijk naamwoord
    • gay bijvoeglijk naamwoord
    • homosexual bijvoeglijk naamwoord
    • queer bijvoeglijk naamwoord
    • sissy bijvoeglijk naamwoord

homo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de homo (mietje; flikker; poot; nicht)
    the faggot; the sissy; the queer; the gay; the fagot
    • faggot [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • sissy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • queer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gay [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fagot [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. de homo (homoseksueel; homofiel)
    the homosexual

Vertaal Matrix voor homo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faggot flikker; homo; mietje; nicht; poot takkenbos
fagot flikker; homo; mietje; nicht; poot takkenbos
gay flikker; homo; mietje; nicht; poot
homosexual homo; homofiel; homoseksueel homofilie; homoseksualiteit; homoseksueel
queer flikker; homo; mietje; nicht; poot eigenaardige; rare; zonderling
sissy flikker; homo; mietje; nicht; poot
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gay homo; homofiel; homoseksueel blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; frivool; geestig; goed geluimd; hups; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lichtzinnig; losbandig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vreugdevol; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; wuft; zonnig
homosexual homo; homofiel; homoseksueel homosexueel
queer homo; homofiel; homoseksueel curieus; eigenaardig; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
sissy homo; homofiel; homoseksueel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pansy homo; homofiel; homoseksueel

Wiktionary: homo

homo
noun
  1. person who is attracted solely or primarily to others of the same sex
  2. homosexual person, especially male
  3. homosexual
adjective
  1. slang: homosexual

Cross Translation:
FromToVia
homo gay schwul — kSt.|: als Mann homosexuelle Neigungen besitzend



Engels

Uitgebreide vertaling voor homo (Engels) in het Nederlands

homo:


Vertaal Matrix voor homo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gay; homophile; homosexual; human; human being; man

Synoniemen voor "homo":


Verwante definities voor "homo":

  1. any living or extinct member of the family Hominidae characterized by superior intelligence, articulate speech, and erect carriage1
  2. someone who practices homosexuality; having a sexual attraction to persons of the same sex1