Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. refereren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor refereren (Nederlands) in het Engels

refereren:

refereren werkwoord (refereer, refereert, refereerde, refereerden, gerefereerd)

  1. refereren
    to refer
    • refer werkwoord (refers, referred, referring)

Conjugations for refereren:

o.t.t.
  1. refereer
  2. refereert
  3. refereert
  4. refereren
  5. refereren
  6. refereren
o.v.t.
  1. refereerde
  2. refereerde
  3. refereerde
  4. refereerden
  5. refereerden
  6. refereerden
v.t.t.
  1. heb gerefereerd
  2. hebt gerefereerd
  3. heeft gerefereerd
  4. hebben gerefereerd
  5. hebben gerefereerd
  6. hebben gerefereerd
v.v.t.
  1. had gerefereerd
  2. had gerefereerd
  3. had gerefereerd
  4. hadden gerefereerd
  5. hadden gerefereerd
  6. hadden gerefereerd
o.t.t.t.
  1. zal refereren
  2. zult refereren
  3. zal refereren
  4. zullen refereren
  5. zullen refereren
  6. zullen refereren
o.v.t.t.
  1. zou refereren
  2. zou refereren
  3. zou refereren
  4. zouden refereren
  5. zouden refereren
  6. zouden refereren
diversen
  1. refereer!
  2. refereert!
  3. gerefereerd
  4. refererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor refereren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
refer refereren doorverwijzen

Wiktionary: refereren

refereren
verb
  1. verwijzen naar
refereren
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
refereren reflect; cite; retrench; shelve renvoyerenvoyer de nouveau.