Nederlands

Uitgebreide vertaling voor babbelen (Nederlands) in het Spaans

babbelen:

babbelen werkwoord (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)

  1. babbelen (praten; spreken; wauwelen; )
    hablar; parlar; hacer correr la voz; contar; comunicar; difundir; parlanchinear; conversar; parlotear; delatar
  2. babbelen (kwebbelen; kletsen; ratelen)
    charlar; cacarear; parlanchinear; cloquear; cascar; parlotear; parlar; cotorrear

Conjugations for babbelen:

o.t.t.
  1. babbel
  2. babbelt
  3. babbelt
  4. babbelen
  5. babbelen
  6. babbelen
o.v.t.
  1. babbelde
  2. babbelde
  3. babbelde
  4. babbelden
  5. babbelden
  6. babbelden
v.t.t.
  1. heb gebabbeld
  2. hebt gebabbeld
  3. heeft gebabbeld
  4. hebben gebabbeld
  5. hebben gebabbeld
  6. hebben gebabbeld
v.v.t.
  1. had gebabbeld
  2. had gebabbeld
  3. had gebabbeld
  4. hadden gebabbeld
  5. hadden gebabbeld
  6. hadden gebabbeld
o.t.t.t.
  1. zal babbelen
  2. zult babbelen
  3. zal babbelen
  4. zullen babbelen
  5. zullen babbelen
  6. zullen babbelen
o.v.t.t.
  1. zou babbelen
  2. zou babbelen
  3. zou babbelen
  4. zouden babbelen
  5. zouden babbelen
  6. zouden babbelen
diversen
  1. babbel!
  2. babbelt!
  3. gebabbeld
  4. babbelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor babbelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cotorrear leuten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cacarear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen kraaien
cascar babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen afkraken; afranselen; declineren; een krakend geluid maken; huizen kraken; iemand toetakelen; ijlen; kakelen; katten; kletsen; knakken; kraken; krassen; kritiseren; kwaken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; snateren; verbuigen; vervoegen; wartaal spreken; zich krabben
charlar babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen bomen; chatten; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; etteren; griepen; ijlen; in contact staan; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kouten; kwekken; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; spreken; wartaal spreken; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen
cloquear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen de tijd opnemen; klokgeluidjes maken; klokken; timen
comunicar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen aandienen; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; bekendmaken; berichten; bewust maken; communiceren; doorgeven; doorspelen; doorverbinden; doorvertellen; iets aankondigen; iets melden; informeren; inlichten; kennis geven; kennisgeven van; konde doen; mening kenbaar maken; op de hoogte brengen; overbrengen; proclameren; rondbrieven; rondvertellen; tippen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verwittigen; waarschuwen; zeggen
contar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen aftellen; begroten; berekenen; beschrijven; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; geld afpassen; mededelen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; passen; rekenen; tellen; toevoegen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; zeggen
conversar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bomen; converseren; kletsen; kouten; kwekken; meeconverseren; meepraten; praten; spreken
cotorrear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen belasteren; etteren; griepen; ijlen; kakelen; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kwaadspreken; kwaken; kwetteren; lasteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; roddelen; ruisen; snateren; wartaal spreken; zacht ruisen; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen
delatar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen aanbrengen; aangeven; doorslaan; ontpoppen; overbrieven; uit de school klappen; uitbrengen; uitflappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
difundir babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen afkondigen; bekendmaken; klikken; omroepen; proclameren; programma uitzenden; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
hablar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bewust maken; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; informeren; kennisgeven van; kouten; kwekken; praten; speechen; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; zeggen
hacer correr la voz babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen
parlanchinear babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen keuvelen; kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
parlar babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bewust maken; informeren; kennisgeven van; kouten; kwekken; praten; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; zeggen
parlotear babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen etteren; griepen; ijlen; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen

Synoniemen voor "babbelen":


Verwante definities voor "babbelen":

  1. gezellig praten over onbelangrijke dingen1
    • we babbelden wat bij een kopje thee1

Wiktionary: babbelen

babbelen
verb
  1. gezellig praten over zaken van weinig belang

Cross Translation:
FromToVia
babbelen parlotear; charlotear; chacharear; charlatanear; charlar babble — to talk much
babbelen charlar; platicar chat — be engaged in informal conversation
babbelen balbucear; charlar babillerparler beaucoup à propos de rien.
babbelen charlar; parlotear bavarderparler sans mesure et sans discrétion.
babbelen parlotear papoter — (familier, fr) bavarder, discuter de choses futiles.