Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. enteren:
  2. Wiktionary:
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. enterarse:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor enteren (Nederlands) in het Spaans

enteren:

enteren werkwoord (enter, entert, enterde, enterden, geënterd)

  1. enteren
    abordar

Conjugations for enteren:

o.t.t.
  1. enter
  2. entert
  3. entert
  4. enteren
  5. enteren
  6. enteren
o.v.t.
  1. enterde
  2. enterde
  3. enterde
  4. enterden
  5. enterden
  6. enterden
v.t.t.
  1. heb geënterd
  2. hebt geënterd
  3. heeft geënterd
  4. hebben geënterd
  5. hebben geënterd
  6. hebben geënterd
v.v.t.
  1. had geënterd
  2. had geënterd
  3. had geënterd
  4. hadden geënterd
  5. hadden geënterd
  6. hadden geënterd
o.t.t.t.
  1. zal enteren
  2. zult enteren
  3. zal enteren
  4. zullen enteren
  5. zullen enteren
  6. zullen enteren
o.v.t.t.
  1. zou enteren
  2. zou enteren
  3. zou enteren
  4. zouden enteren
  5. zouden enteren
  6. zouden enteren
en verder
  1. ben geënterd
  2. bent geënterd
  3. is geënterd
  4. zijn geënterd
  5. zijn geënterd
  6. zijn geënterd
diversen
  1. enter!
  2. entert!
  3. geënterd
  4. enterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor enteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abordar enteren aankaarten; aanklampen; aanknopen; aanpakken; aansnijden; aanvatten; aanvoeren; beetgrijpen; beetpakken; entameren; gesprek aanknopen; grijpen; onderhanden nemen; onderuithalen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; tekkelen; ter sprake brengen; vastklampen; vastpakken

Wiktionary: enteren

enteren
verb
  1. overnemen

Cross Translation:
FromToVia
enteren abordar board — nautical: to capture an enemy ship
enteren comenzar; salir al paso aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre.
enteren enganchar; colgar accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).



Spaans

Uitgebreide vertaling voor enteren (Spaans) in het Nederlands

enterarse:

enterarse werkwoord

  1. enterarse (aprender)
    vernemen; horen; te horen krijgen
    • vernemen werkwoord (verneem, verneemt, vernam, vernamen, vernomen)
    • horen werkwoord (hoor, hoort, hoorde, hoorden, gehoord)
    • te horen krijgen werkwoord
  2. enterarse (descubrir)
    te weten komen; achterhalen
  3. enterarse (interrogar; oír; saber; )
    ondervragen; uitvragen; verhoren; overhoren; uithoren
    • ondervragen werkwoord (ondervraag, ondervraagt, ondervroeg, ondervroegen, ondervraagd)
    • uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
    • verhoren werkwoord (verhoor, verhoort, verhoorde, verhoorden, verhoord)
    • overhoren werkwoord (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • uithoren werkwoord (hoor uit, hoort uit, hoorde uit, hoorden uit, uitgehoord)
  4. enterarse (informarse)
  5. enterarse (inventar; descubrir; averiguar; detectar)
    uitvinden
    • uitvinden werkwoord (vind uit, vindt uit, vond uit, vonden uit, uitgevonden)

Conjugations for enterarse:

presente
  1. me entero
  2. te enteras
  3. se entera
  4. nos enteramos
  5. os enteráis
  6. se enteran
imperfecto
  1. me enteraba
  2. te enterabas
  3. se enteraba
  4. nos enterábamos
  5. os enterabais
  6. se enteraban
indefinido
  1. me enteré
  2. te enteraste
  3. se enteró
  4. nos enteramos
  5. os enterasteis
  6. se enteraron
fut. de ind.
  1. me enteraré
  2. te enterarás
  3. se enterará
  4. nos enteraremos
  5. os enteraréis
  6. se enterarán
condic.
  1. me enteraría
  2. te enterarías
  3. se enteraría
  4. nos enteraríamos
  5. os enteraríais
  6. se enterarían
pres. de subj.
  1. que me entere
  2. que te enteres
  3. que se entere
  4. que nos enteremos
  5. que os enteréis
  6. que se enteren
imp. de subj.
  1. que me enterara
  2. que te enteraras
  3. que se enterara
  4. que nos enteráramos
  5. que os enterarais
  6. que se enteraran
miscelánea
  1. ¡enterate!
  2. ¡enteraos!
  3. ¡no te enteres!
  4. ¡no os enteréis!
  5. enterado
  6. enterándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor enterarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
horen escuchar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhalen descubrir; enterarse
horen aprender; enterarse contemplar; distinguir; escuchar; estar presente; notar; observar; percibir; percibir el sonido; ser corriente; ser habitual; ver
ondervragen acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a
overhoren acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a chequear; comprobar; examinar; hacer una prueba escrita; investigar; someter a prueba
poolshoogte nemen enterarse; informarse
te horen krijgen aprender; enterarse
te weten komen descubrir; enterarse
uithoren acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a achicar
uitvinden averiguar; descubrir; detectar; enterarse; inventar
uitvragen acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a interrogar; seguir preguntando
verhoren acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a
vernemen aprender; enterarse

Synoniemen voor "enterarse":