Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. karn:
  2. karnen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor karn (Nederlands) in het Spaans

karn:

karn [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de karn (botervat)
    el cuenco para batir la leche

Vertaal Matrix voor karn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cuenco para batir la leche botervat; karn

Verwante woorden van "karn":


Wiktionary: karn


Cross Translation:
FromToVia
karn lechera; mantequera churn — vessel for churning
karn mantequera baratterécipient de bois en forme de baril, plus large par en bas que par en haut, dont on se servait pour battre la crème du lait afin de la transformer en beurre.

karnen:

karnen werkwoord (karn, karnt, karnde, karnden, gekarnd)

  1. karnen

Conjugations for karnen:

o.t.t.
  1. karn
  2. karnt
  3. karnt
  4. karnen
  5. karnen
  6. karnen
o.v.t.
  1. karnde
  2. karnde
  3. karnde
  4. karnden
  5. karnden
  6. karnden
v.t.t.
  1. heb gekarnd
  2. hebt gekarnd
  3. heeft gekarnd
  4. hebben gekarnd
  5. hebben gekarnd
  6. hebben gekarnd
v.v.t.
  1. had gekarnd
  2. had gekarnd
  3. had gekarnd
  4. hadden gekarnd
  5. hadden gekarnd
  6. hadden gekarnd
o.t.t.t.
  1. zal karnen
  2. zult karnen
  3. zal karnen
  4. zullen karnen
  5. zullen karnen
  6. zullen karnen
o.v.t.t.
  1. zou karnen
  2. zou karnen
  3. zou karnen
  4. zouden karnen
  5. zouden karnen
  6. zouden karnen
en verder
  1. is gekarnd
diversen
  1. karn!
  2. karnt!
  3. gekarnd
  4. karnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor karnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
batir la leche karnen

Verwante woorden van "karnen":