Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kwaken:
  2. kwak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwaken (Nederlands) in het Spaans

kwaken:

kwaken werkwoord (kwaak, kwaakt, kwaakte, kwaakten, gekwaakt)

  1. kwaken (kwetteren; kwekken; snateren)
    vocear; croar; parpar
  2. kwaken (kwetteren; snateren; kakelen)
    cascar; cotorrear

Conjugations for kwaken:

o.t.t.
  1. kwaak
  2. kwaakt
  3. kwaakt
  4. kwaken
  5. kwaken
  6. kwaken
o.v.t.
  1. kwaakte
  2. kwaakte
  3. kwaakte
  4. kwaakten
  5. kwaakten
  6. kwaakten
v.t.t.
  1. heb gekwaakt
  2. hebt gekwaakt
  3. heeft gekwaakt
  4. hebben gekwaakt
  5. hebben gekwaakt
  6. hebben gekwaakt
v.v.t.
  1. had gekwaakt
  2. had gekwaakt
  3. had gekwaakt
  4. hadden gekwaakt
  5. hadden gekwaakt
  6. hadden gekwaakt
o.t.t.t.
  1. zal kwaken
  2. zult kwaken
  3. zal kwaken
  4. zullen kwaken
  5. zullen kwaken
  6. zullen kwaken
o.v.t.t.
  1. zou kwaken
  2. zou kwaken
  3. zou kwaken
  4. zouden kwaken
  5. zouden kwaken
  6. zouden kwaken
diversen
  1. kwaak!
  2. kwaakt!
  3. gekwaakt
  4. kwakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kwaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cotorrear leuten
parpar eendegesnater; gekwaak; gesnater
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cascar kakelen; kwaken; kwetteren; snateren afkraken; afranselen; babbelen; declineren; een krakend geluid maken; huizen kraken; iemand toetakelen; ijlen; katten; kletsen; knakken; kraken; krassen; kritiseren; kwebbelen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; ratelen; verbuigen; vervoegen; wartaal spreken; zich krabben
cotorrear kakelen; kwaken; kwetteren; snateren babbelen; belasteren; etteren; griepen; ijlen; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kwaadspreken; kwebbelen; lasteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; ratelen; roddelen; ruisen; wartaal spreken; zacht ruisen; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen
croar kwaken; kwekken; kwetteren; snateren
parpar kwaken; kwekken; kwetteren; snateren
vocear kwaken; kwekken; kwetteren; snateren blèren; brullen; gillen; het uitgillen; krijsen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen

Verwante woorden van "kwaken":


Wiktionary: kwaken

kwaken
verb
  1. witter

Cross Translation:
FromToVia
kwaken croar croak — of a frog, to make its cry

kwak:

kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kwak (klodder; kledder; lik)
    la mancha; la gota; el borrón
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gota [la ~] zelfstandig naamwoord
    • borrón [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kwak (smak; dreun; klap; knal)
    el golpe; el choque
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • choque [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrón kledder; klodder; kwak; lik inktmop; inktvlek; kladschrift; klont; klonter; schar
choque dreun; klap; knal; kwak; smak aanrijding; aanvaring; bons; botsing; collisie; doorstoot; geschok; geschud; gestoot; hort; opeen knallen; pof; schok; schokkende beweging; shock; stoot
golpe dreun; klap; knal; kwak; smak bonk; bonkend geluid; bons; dreun; gevaarte; harde slag; hengst; hoek; hoekstoot; hort; jens; joekel; kanjer; klap; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; klop; knaap; knak; knal; knik; knoert; kokker; kokkerd; lel; loei; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; slag; stoot; strijd; tik; toegebrachte klap; veldslag
gota kledder; klodder; kwak; lik drop; druppel; flinter; floers; jicht; scheutje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem
mancha kledder; klodder; kwak; lik blaam; buurtschap; gat; gehucht; harde slag; klap; klont; klonter; moesje; nop; schar; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; zwabber
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
choque botsing

Verwante woorden van "kwak":


Wiktionary: kwak


Cross Translation:
FromToVia
kwak cuac quack — sound made by a duck
kwak martinete común héron bihoreau — ornithol|fr Espèce d'oiseau échassier de la famille des ardéidés, à dos noir et calotte noire, présent dans la plupart des régions du monde et à l'activité plutôt nocturne.