Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ontmoedigen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontmoedigen (Nederlands) in het Spaans

ontmoedigen:

ontmoedigen werkwoord (ontmoedig, ontmoedigt, ontmoedigde, ontmoedigden, ontmoedigd)

  1. ontmoedigen
    desanimar

Conjugations for ontmoedigen:

o.t.t.
  1. ontmoedig
  2. ontmoedigt
  3. ontmoedigt
  4. ontmoedigen
  5. ontmoedigen
  6. ontmoedigen
o.v.t.
  1. ontmoedigde
  2. ontmoedigde
  3. ontmoedigde
  4. ontmoedigden
  5. ontmoedigden
  6. ontmoedigden
v.t.t.
  1. heb ontmoedigd
  2. hebt ontmoedigd
  3. heeft ontmoedigd
  4. hebben ontmoedigd
  5. hebben ontmoedigd
  6. hebben ontmoedigd
v.v.t.
  1. had ontmoedigd
  2. had ontmoedigd
  3. had ontmoedigd
  4. hadden ontmoedigd
  5. hadden ontmoedigd
  6. hadden ontmoedigd
o.t.t.t.
  1. zal ontmoedigen
  2. zult ontmoedigen
  3. zal ontmoedigen
  4. zullen ontmoedigen
  5. zullen ontmoedigen
  6. zullen ontmoedigen
o.v.t.t.
  1. zou ontmoedigen
  2. zou ontmoedigen
  3. zou ontmoedigen
  4. zouden ontmoedigen
  5. zouden ontmoedigen
  6. zouden ontmoedigen
en verder
  1. ben ontmoedigd
  2. bent ontmoedigd
  3. is ontmoedigd
  4. zijn ontmoedigd
  5. zijn ontmoedigd
  6. zijn ontmoedigd
diversen
  1. ontmoedig!
  2. ontmoedigt!
  3. ontmoedigd
  4. ontmoedigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontmoedigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desanimar ontmoedigen moedeloos maken

Antoniemen van "ontmoedigen":


Verwante definities voor "ontmoedigen":

  1. iemand zijn durf om iets moeilijks te doen afnemen1
    • ik wilde gaan studeren, maar de leraar heeft mij ontmoedigd1

Wiktionary: ontmoedigen

ontmoedigen
verb
  1. de moed ontnemen

Cross Translation:
FromToVia
ontmoedigen desalentar; disuadir deter — to persuade someone not to do something
ontmoedigen descorazonar; acobardar discourage — to dishearten
ontmoedigen desalentar entmutigen — den Mut nehmen
ontmoedigen demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar abattre — Traductions à trier suivant le sens
ontmoedigen desanimar décourager — Dépourvoir de courage